Het middel doet beroep op de rechtspraak over de kwalificeerbaarheid als witwassen van het "verwerven" van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen
/Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1226
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar voor 1, 2 en 3 telkens: mensenhandel (feit 1-3), mensenhandel en mishandeling, meermalen gepleegd (feit 4), mensenhandel (feit 5), terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en witwassen, meermalen gepleegd (feit 6).
Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 6 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 18 augustus 2010 tot en met 8 mei 2012 op een of meerdere plaatsen in Nederland, voorwerpen, te weten hoeveelheden (contant) geld, zijnde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], heeft verworven en omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf."
Het Hof heeft in het bestreden arrest het volgende overwogen:
"Nu de bewezenverklaring niet inhoudt dat verdachte geld voorhanden heeft gehad, behoeven de opmerkingen van de raadsman aangaande de jurisprudentie van de Hoge Raad over het enkele voorhanden hebben door een verdachte van een uit eigen misdrijf afkomstig voorwerp geen nadere bespreking."
Middel
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het onder 6 bewezenverklaarde, voor zover inhoudende dat de verdachte hoeveelheden (contant) geld heeft verworven, "witwassen" oplevert.
Beoordeling Hoge Raad
Het middel doet een beroep op de rechtspraak van de Hoge Raad over in het bijzonder de kwalificeerbaarheid als witwassen van het "verwerven" van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen (vgl. HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:702, NJ 2014/302 en HR 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842). De bewezenverklaring houdt evenwel ook in dat de verdachte de hoeveelheden (contant) geld heeft "omgezet" en/of daarvan "gebruik heeft gemaakt". Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het Hof bij de kwalificatie van het bewezenverklaarde kennelijk geen zelfstandige betekenis heeft toegekend aan het "verwerven" van de geldbedragen, zou de mogelijke gegrondheid van deze klacht niet tot cassatie behoeven te leiden wegens het ontbreken van voldoende belang van de verdachte bij deze klacht.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.