Hoogte schadevergoeding is niet beperkt tot het bedrag dat verdachte zich door het bewezenverklaarde misdrijf wederrechtelijk heeft toegeëigend

Hoge Raad 16 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:885

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 30 november 2015 – behoudens de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen – het vonnis bevestigd van de politierechter, waarbij bewezen is verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering. 

Middel

Het middel klaagt dat het Hof de vordering van de benadeelde partij VVE A ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, heeft toegewezen voor zover deze het in de bewezenverklaring genoemde bedrag van €22.700 te boven gaat.

Beoordeling Hoge Raad

Het middel berust op de opvatting dat de verdachte tot geen hogere schadevergoeding is gehouden dan tot het bedrag dat hij zich door het bewezenverklaarde misdrijf wederrechtelijk heeft toegeëigend. Die opvatting is in haar algemeenheid onjuist. Het oordeel van het Hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen en de door de benadeelde partij geleden schade om te kunnen aannemen dat deze door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden (vgl. HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:959, NJ 2014/256). Het Hof heeft onder meer geoordeeld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering, in verband waarmee het heeft overwogen dat de verdachte een bedrag van € 29.700,- heeft overgeschreven van de bankrekening van de benadeelde partij naar de bankrekening van zijn eigen bedrijf.

Het middel faalt.

 

Lees hier de volledige uitspraak. 

Print Friendly and PDF ^