HR over samenloopregeling
/Hoge Raad 9 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:566
Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor onder meer (feit 1 en 2, telkens) medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, en (feit 3) opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod. Het hof heeft de verdachte voor elk van de feiten 1, 2 en 3 een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis opgelegd. Daarbij heeft het hof onder meer artikel 57 Sr als toepasselijk wettelijk voorschrift vermeld.
Middel
Het cassatiemiddel klaagt dat de strafoplegging in strijd is met artikel 22d lid 3 en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht omdat het hof voor drie gevoegde feiten telkens afzonderlijk een taakstraf heeft opgelegd en de duur van de aan die taakstraffen verbonden vervangende hechtenis gezamenlijk meer dan vier maanden beloopt.
Beoordeling Hoge Raad
Artikel 22d leden 1 en 3 Sr is ingevoerd bij de Wet van 7 september 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte (taakstraffen) (Stb. 2000, 365) (hierna: Wet taakstraffen). De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot deze wet houdt onder meer in:
“In artikel 22d Sr is een regeling gegeven voor de gevallen waarin de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Bij het opleggen van een taakstraf dient de rechter, zoals ook bij de geldboete het geval is, vervangende hechtenis op te leggen voor de hiervoor genoemde gevallen. Deze regeling komt in de plaats van het oude artikel 22g Sr, waarin de mogelijkheid werd gegeven om in deze gevallen alsnog een vrijheidsstraf op te leggen. Deze procedure brengt evenwel veel werklast met zich mee voor de rechterlijke macht. Bij niet nakoming was immers een nieuwe gang naar de rechter nodig. Ik kies hier voor het systeem zoals dat ook geldt bij de geldboete. De procedure van tenuitvoerlegging van de subsidiaire hechtenis is bepaald in het nieuwe artikel 22g Sr. Ik kom daar verder in deze toelichting op terug. De regeling is voorts gelijk aan die voor vervangende hechtenis bij de geldboete. Twee uren taakstraf wordt gelijkgesteld met maximaal één dag vervangende hechtenis. Deze verdeelsleutel werd bij de omzetting naar vrijheidsstraf reeds gehanteerd.” (Kamerstukken II 1997/98, 26114, nr. 3, p. 13-14.)
Wat betreft de duur van de vervangende hechtenis bij de geldboete bij samenloop van feiten, is het volgende van belang. Tot de inwerkingtreding op 16 oktober 1978 van de Wet herziening tenuitvoerlegging vermogensstraffen kenden artikel 23 lid 6 Sr en artikel 62 lid 2 Sr regelingen waarbij bij de samenloop van misdrijven en/of overtredingen, de vastgestelde uiterste duur van de vervangende hechtenis met (maximaal) een derde kon worden overschreden. Bij de Wet herziening tenuitvoerlegging vermogensstraffen is artikel 23 lid 6 Sr vervallen en heeft artikel 62 lid 2 Sr zijn huidige redactie gekregen, ten gevolge waarvan deze verhoging van de maximumduur van de vervangende hechtenis bij de samenloop van feiten is vervallen. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot deze wet houdt in:
“Volgens het bestaande artikel 23, zesde lid, Sr. kan het maximum van de vervangende hechtenis met een derde worden overschreden in de gevallen, waarin wegens samenloop, herhaling of het bepaalde bij artikel 44 (misbruik van ambtelijke bevoegdheid of schending van ambtsplicht) het minimum van de geldboete wordt verhoogd. In het voorstel van de commissie-vermogensstraffen is deze mogelijkheid tot verhoging van het absolute maximum van de vervangende hechtenis niet overgenomen. De ondergetekende kan zich met dit standpunt verenigen. Indien blijkens de primair opgelegde straf een geldboete als de meest in aanmerking komende reactie wordt beschouwd, is een vrijheidsstraf van meer dan drie maanden, ook in de hier bedoelde uitzonderingsgevallen, excessief. In het wetsontwerp zijn de artikelen 60 en 62 dan ook zodanig gewijzigd, dat overschrijding van het maximum van de vervangende hechtenis in het geval van meerdaadse samenloop wordt uitgesloten.” (Kamerstukken II, 1974/75, 13386, nr. 3, p. 18.)
De samenloopregeling kent geen beperkingen voor de cumulatie van taakstraffen, terwijl ook titel II (“Straffen”) van Boek 1 van het Wetboek van Strafrecht geen regels bevat over de maximaal op te leggen taakstraf in geval van meerdaadse samenloop. Als meerdere strafbare feiten gevoegd worden behandeld, wordt op grond van artikel 57 Sr voor deze feiten één taakstraf opgelegd, waarvan het maximum in dat geval dus de duur van 240 uren mag overschrijden. (Vgl. HR 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1191.)
Voor de vervangende hechtenis die op grond van artikel 22d lid 1 Sr moet worden verbonden aan de taakstraf, geldt dat niet in de wettelijke samenloopregeling en ook niet in titel II (“Straffen”) van Boek 1 van het Wetboek van Strafrecht enig voorschrift is opgenomen dat beperkingen stelt aan de duur van die hechtenis als sprake is van meerdaadse samenloop.
Voor de vervangende hechtenis bij de geldboete bepaalt artikel 24c lid 3 Sr dat de duur daarvan ten hoogste een jaar beloopt. Uit de wetsgeschiedenis zoals weergegeven en – voor zover het overtredingen betreft – artikel 62 lid 2 Sr, volgt dat die vervangende hechtenis ook bij de samenloop van misdrijven en/of overtredingen is gemaximeerd op de duur die op grond van artikel 24c lid 3 Sr geldt als geen sprake is van meerdaadse samenloop. Verder bevatten artikel 60, aanhef en onder 3°, en artikel 60a Sr eenzelfde regeling voor de vervangende vrijheidsstraffen bij verbeurdverklaring en de schadevergoedingsmaatregel (waarbij in relatie tot de schadevergoedingsmaatregel onder “de vervangende vrijheidsstraffen” dan moet worden verstaan: de totale duur van de gijzeling voor de schadevergoedingsmaatregelen; vgl. HR 24 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:714).
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bij de taakstraf in plaats van de voorheen bestaande mogelijkheid om bij het niet (naar behoren) verrichten van de taakstraf alsnog een vrijheidsstraf op te leggen, heeft voorzien in een systeem van vervangende hechtenis. Uit de wetsgeschiedenis volgt echter niet dat daarmee ook is gekozen voor maximering van de vervangende hechtenis in geval van meerdaadse samenloop op een wijze die vergelijkbaar is met de vervangende hechtenis bij de geldboete en die erop zou neerkomen dat ook als sprake is van meerdaadse samenloop, de vervangende hechtenis bij de taakstraf ten hoogste vier maanden beloopt.
Het vorenstaande brengt met zich dat, nu de wettelijke regeling geen beperking bevat en ook anderszins een voldoende concreet aanknopingspunt daartoe ontbreekt, moet worden aangenomen dat in gevallen waarin de bij samenloop van feiten op te leggen taakstraf de duur van 240 uren mag overschrijden, de vervangende hechtenis de in artikel 22d lid 3 Sr genoemde duur van vier maanden mag overschrijden. Het ligt op de weg van de wetgever om te bepalen of voor de taakstraf moet worden voorzien in een regeling die vergelijkbaar is met de geschetste regeling voor onder meer de geldboete, dan wel in een andersoortige regeling van maximering van de vervangende hechtenis bij de taakstraf, als sprake is van meerdaadse samenloop.
Als de rechter voor meer dan één strafbaar feit een taakstraf oplegt, moet de duur van die taakstraf en de daaraan verbonden vervangende hechtenis in een redelijke verhouding staan tot (onder meer) de ernst van de betreffende feiten, waarbij tevens van belang is dat de verdachte de taakstraf moet kunnen voltooien binnen de in artikel 6:3:1 Sv bedoelde termijn.
Voor zover het cassatiemiddel klaagt dat de door het hof vastgestelde vervangende hechtenis de duur van vier maanden niet mocht overschrijden is het, gelet op wat is overwogen, tevergeefs voorgesteld. Het cassatiemiddel slaagt wel voor zover het klaagt dat het hof in strijd met artikel 57 Sr voor de drie gevoegde feiten 1, 2 en 3 telkens afzonderlijk een taakstraf heeft opgelegd. Op grond van artikel 57 Sr had het hof immers één taakstraf moeten opleggen.
Lees hier de volledige uitspraak.