HR: Rb had i.p.v. ongegrondverklaring klaagschrift stukken in handen RC moeten stellen teneinde beschikking te geven
/Hoge Raad 25 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2418
De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, heeft bij beschikking van 20 november 2015 het klaagschrift van de klager, strekkende tot opheffing van het beslag op stukken en digitale bestanden die onder zijn verschoningsrecht als advocaat vallen en tot teruggave daarvan, partieel ongegrond verklaard.
Middel
Het middel klaagt dat de Rechtbank het klaagschrift van de klager ten onrechte ongegrond heeft verklaard voor zover dit strekt tot opheffing van het beslag op de bestanden die onder de klager in beslag zijn genomen.
Beoordeling Hoge Raad
De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"De officier van justitie heeft bevestigd dat klager zich in de [a-straat] (ten aanzien van een aantal goederen) heeft beroepen op zijn verschoningsrecht. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de in de [a-straat] inbeslaggenomen goederen derhalve ook te worden beschouwd als inbeslaggenomen onder een verschoningsgerechtigde.
De rechter-commissaris heeft zich in haar beschikking niet over de beoordeling van de op de [a-straat] inbeslaggenomen goederen uitgelaten. (...)
Op de nog niet door de rechter-commissaris beoordeelde documenten/bestanden (notitie [getuige] en bestanden/gegevensdragers [a-straat] ) dient het beslag te blijven voortduren totdat de rechter-commissaris heeft geoordeeld over de relevantie van die documenten/bestanden. (...)
De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond ten aanzien van: (...)
Alle goederen/bestanden, op 18 mei 2015 in beslag genomen op het adres [a-straat] ."
Voor de beoordeling van de klacht is van belang dat op 1 maart 2015 de zogenoemde versnelde beklagprocedure voor verschoningsgerechtigden in werking is getreden, waarbij de art. 98, 552a en 552d Sv zijn gewijzigd. Art. 98 Sv luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"1. Bij personen met bevoegdheid tot verschooning, als bedoeld bij artikel 218, worden, tenzij met hunne toestemming, niet in beslag genomen brieven of andere geschriften, tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt. De rechter-commissaris is bevoegd ter zake te beslissen. (...)
3. De rechter-commissaris die beslist dat inbeslagneming is toegestaan, deelt de persoon met bevoegdheid tot verschoning mede dat tegen zijn beslissing beklag open staat bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd en tevens dat niet tot kennisneming wordt overgegaan dan nadat onherroepelijk over het beklag is beslist.
4. Tegen de beschikking van de rechter-commissaris kan de persoon met bevoegdheid tot verschoning binnen veertien dagen na de betekening daarvan een klaagschrift indienen bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd. Artikel 552a is van toepassing. (...)"
In de beschikking van de Rechtbank ligt als haar - juiste - oordeel besloten dat het op grond van art. 98, eerste lid, Sv eerst aan de Rechter-Commissaris is om te beslissen over het beroep op het verschoningsrecht ten aanzien van de op het adres inbeslaggenomen bestanden. Ingevolge art. 98, vierde lid, Sv kan de verschoningsgerechtigde tegen de beschikking van de Rechter-Commissaris op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift indienen bij de Rechtbank. Nu de Rechtbank heeft vastgesteld dat de klager met betrekking tot de bedoelde bestanden zich op zijn verschoningsrecht heeft beroepen en de Rechter-Commissaris daaromtrent (nog) niet heeft beslist, had de Rechtbank de behandeling van het klaagschrift dienen aan te houden en de stukken in handen van de Rechter-Commissaris moeten stellen teneinde een beschikking te geven als in art. 98, eerste lid, Sv bedoeld. Het oordeel van de Rechtbank dat het klaagschrift in afwachting van de beschikking van de Rechter-Commissaris ongegrond moet worden verklaard, is onjuist. Het middel klaagt daarover terecht.
Lees hier de volledige uitspraak.