HvJ EU: officier van justitie mag geen Europees onderzoeksbevel uitvaardigen wanneer hij in een soortgelijke nationale procedure onbevoegd is

HvJ EU 16 december 2021, C-724/19 (HP)

Een nationale autoriteit mag alleen een Europees onderzoeksbevel (EOB) uitvaardigen om bepaalde onderzoeksmaatregelen te laten uitvoeren in een andere EU-lidstaat wanneer hij op grond van het nationale recht ook bevoegd is om dezelfde onderzoeksmaatregelen te gelasten in een binnenlandse situatie. Een officier van justitie kan om die reden geen toestemming verlenen voor het verzamelen van bewijsmateriaal door middel van een EOB wanneer in een binnenlandse situatie alleen een rechter of rechtbank toestemming mag verlenen. Dat is het oordeel van het EU-Hof op vragen van een Bulgaarse rechter.

Achtergrond

Op grond van richtlijn 2014/41 (hierna: EOB-richtlijn) kan een bevoegde autoriteit van een EU-lidstaat een Europees onderzoeksbevel (hierna: EOB) uitvaardigen om bepaalde onderzoeksmaatregelen te laten uitvoeren in een andere EU-lidstaat. Onder meer het openbaar ministerie is bevoegd om een dergelijk Europees onderzoeksbevel uit te vaardigen.

Het Bulgaarse openbaar ministerie heeft in deze zaak een strafprocedure ingeleid tegen HP wegens financiering van terroristische activiteiten. In dit kader heeft het Bulgaarse openbaar ministerie vier EOB’s met identieke inhoud uitgevaardigd. De vier EOB’s zijn – zonder tussenkomst van of bekrachtiging door een rechter of rechtbank - toegezonden aan de bevoegde autoriteiten in België, Duitsland, Oostenrijk en Zweden. Het Bulgaarse openbaar ministerie verzocht de autoriteiten van die EU-lidstaten om de verkeers- en locatiegegevens in verband met het telecommunicatieverkeer van HP over te dragen.

De openbaar ministeries van die vier EU-lidstaten hebben de EOB’s ten uitvoer gelegd zonder dat er – behalve in België – sprake was van toestemming van of bekrachtiging door een rechter of rechtbank. Het Bulgaarse openbaar ministerie heeft mede op grond van de ingevolge de EOB’s verstrekte informatie vervolging tegen HP ingesteld wegens de financiering van terroristische activiteiten.

De Bulgaarse rechter die het bewijsmateriaal – waaronder de ingevolge de EOB’s verstrekte informatie - moet onderzoeken, betwijfelt of het bewijs op rechtmatige wijze is verzameld. De rechter stelt vast dat de officier van justitie op grond van het Bulgaarse recht bevoegd is om een EOB uit te vaardigen voor de overdracht van verkeers- en locatiegegevens in verband met het telecommunicatieverkeer, maar dat in een binnenlandse situatie alleen de rechter of een rechtbank bevoegd is om een dergelijke overdracht te bevelen. De rechter vraagt aan het EU-Hof of een zodanig onderscheid tussen grensoverschrijdende situaties en binnenlandse situaties verenigbaar is met de EOB-richtlijn.

EU-Hof

Bevoegdheid officier van justitie

Het EU-Hof oordeelt dat uit artikel 6, lid 1, onder b van de EOB-richtlijn blijkt dat de uitvaardigende autoriteit alleen een EOB kan uitvaardigen indien de in het bevel genoemde onderzoeksmaatregel(en) in dezelfde omstandigheden in een vergelijkbare binnenlandse zaak had(den) kunnen worden bevolen. Volgens het EU-Hof kan daarom enkel een autoriteit die krachtens het nationale recht van de uitvaardigende staat bevoegd is om een onderzoeksmaatregel in een binnenlandse situatie te bevelen, bevoegd zijn om een EOB uit te vaardigen.

Het EU-Hof oordeelt vervolgens dat een officier van justitie geen Europees onderzoeksbevel mag uitvaardigen voor een bepaalde onderzoeksmaatregel wanneer hij op grond van het nationale recht niet bevoegd is om dezelfde onderzoeksmaatregel in een binnenlandse situatie te gelasten. In Bulgarije is alleen de rechter van de betrokken zaak bevoegd om een onderzoeksmaatregel ter verkrijging van verkeers- en locatiegegevens in een binnenlandse situatie uit te vaardigen. Die rechter dient dan ook bevoegd te zijn om een Europees onderzoeksbevel uit te vaardigen om dergelijke gegevens te verkrijgen. De officier van justitie is volgens het EU-Hof in zo’n situatie niet bevoegd om een EOB uit te vaardigen.

Ondervangen schending van de voorwaarden voor het uitvaardigen van een EOB

In artikel 6, lid 1 van de EOB-richtlijn zijn de voorwaarden voor het uitvaardigen en toezenden van een EOB neergelegd. Eén van die voorwaarden is dat sprake moet zijn van een ‘uitvaardigende autoriteit’. Zoals eerder opgemerkt, kan een officier van justitie niet worden aangemerkt als ‘uitvaardigende autoriteit’ wanneer de rechter op grond van het nationale recht bevoegd is om een bepaalde onderzoeksmaatregel in een binnenlandse situatie te gelasten.

In het geval een officier van justitie niet als uitvaardigde autoriteit kan worden aangemerkt en ten onrechte een EOB uitvaardigt, is sprake van een schending van de voorwaarden voor het uitvaardigen en toezenden van een EOB. Die schending kan volgens het EU-Hof niet worden ondervangen door de erkenning van het EOB door de uitvoerende lidstaat. De uitvoerende autoriteit moet het EOB in zo’n situatie naar de uitvaardigende lidstaat terugsturen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^