NOvA: Alleen rechter-commissaris kan verschoningsgerechtigde informatie beoordelen
/In het FD en NRC Handelsblad zijn medio januari 2022 artikelen verschenen over de figuur ‘geheimhoudingsfunctionaris’ en het verschoningsrecht waarmee voorkomen moet worden dat vertrouwelijke informatie tussen cliënt en advocaat in handen van derden komt. Informatie die in handen van een geheimhoudingsfunctionaris komt moet daarom volgens de NOvA door een rechter-commissaris worden getoetst op toelaatbaarheid en niet door de geheimhoudingsfunctionaris zelf.
Het verschoningsrecht is er om het recht op vertrouwelijkheid voor rechtzoekenden te kunnen garanderen. Anders gezegd: het verschoningsrecht is er opdat een rechtzoekende in alle vertrouwen gesprekken met zijn advocaat kan voeren zonder dat deze informatie in handen van derden komt.
Het verschoningsrecht is een algemeen geldend rechtsbeginsel. In vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is bepaald dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat eenieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking om bijstand en advies tot een advocaat (of notaris, arts of geestelijke) moet kunnen wenden.
De communicatie tussen advocaat en cliënt is dus geheim en moet in beginsel geheim blijven; rechtzoekenden moeten ervan uit kunnen gaan dat anderen daarvan geen kennis kunnen nemen.
Dit belangrijke beginsel is voor de NOvA reden geweest om enkele jaren geleden, in het kader van de gesprekken over de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, aandacht te vragen voor de figuur van de ‘geheimhoudersfunctionaris’ bij doorzoekingen in het kader van een opsporingsonderzoek.
Deze functionaris vanuit de opsporing komt in beeld wanneer een doorzoeking plaatsvindt waarbij (mogelijk) wordt gestuit op verschoningsgerechtigde informatie. Die informatie wordt opzij gezet en wordt eerst door deze functionaris van het OM beoordeeld op toelaatbaarheid bij het onderzoek.
Dat het uitfilteren van de verschoningsgerechtigde informatie, die naar zijn aard dus geheim moet blijven, gebeurt door een functionaris vanuit de opsporing is onbegrijpelijk en onjuist.
Helaas is deze werkwijze tot op heden wel blijven bestaan. Uit de recente berichtgeving blijkt dat daarbij inderdaad inhoudelijk kennis is genomen van verschoningsgerechtigde informatie.
Volgens de NOvA is de juiste plek om een dergelijke screening te beleggen het kabinet van de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris is degene die kan toetsen of terecht een beroep op het verschoningsrecht is gedaan. Voor gevallen waarin het gaat om inbeslagname van grote hoeveelheden digitale informatie kan de rechter-commissaris mogelijk baat hebben bij het gebruik van een tool op basis van kunstmatige intelligentie, die speciaal hiervoor is ontwikkeld.
Bron: NOvA