HvJ-EU over begrip fraude
/HvJ-EU 14 oktober 2021, C-360/20 (Ministerul Lucrărilor Publice, Dezvoltării şi Administraţiei – Roemenië)
Het betreft een beroep dat is ingesteld door het Roemeense ministerie van Openbare werken tegen een beschikking waarbij het OM de strafprocedure heeft geseponeerd die tegen N.E. was ingeleid wegens strafbare feiten in verband met het wederrechtelijk ontvangen van middelen uit de algemene begroting van de Europese Unie.
HvJ-EU: Het begrip „fraude waardoor de financiële belangen van de [Europese Unie] worden geschaad”, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), van de op basis van artikel K.3 VWEU vastgestelde Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, ondertekend te Brussel op 26 juli 1995, ziet mede op het gebruik van valse of onjuiste verklaringen die na de uitvoering van het gefinancierde project worden verstrekt om de illusie te wekken dat de gedurende de bestendigingsperiode geldende verplichtingen zijn nagekomen.
Het beginsel van voorrang van het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat het een nationale rechter verplicht de bepalingen van nationaal recht uit te leggen in overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 325, leden 1 en 2, VWEU, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 1, onder a), van de op basis van artikel K.3 van het VEU vastgestelde Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, ondertekend te Brussel op 26 juli 1995, voor zover een dergelijke uitlegging niet leidt tot schending van het legaliteitsbeginsel met betrekking tot delicten en straffen.
Lees hier de volledige uitspraak.