HvJ EU: persoonsgegevens die zijn bewaard met het oog op de bestrijding van zware criminaliteit mogen later niet worden gebruikt in onderzoeken naar corruptie
/HvJ EU 7 september 2023, C-162/22 (Lietuvos Respublikos generalinė prokuratūra)
De doelstelling om ambtsmisdrijven te bestrijden die verband houden met corruptie vormt een doelstelling die minder belangrijk is dan de doelstelling om zware criminaliteit te bestrijden. Vanwege deze hiërarchie van doelstellingen mag in het kader van onderzoeken naar dergelijke ambtsmisdrijven geen toegang worden verleend tot persoonsgegevens die bewaard zijn met het oog op de bestrijding van zware criminaliteit. Dat is het antwoord van het EU-Hof op een vraag van een Litouwse rechter.
Achtergrond
Een openbaar aanklager bij een Litouws openbaar ministerie is uit zijn ambt ontheven. Het Parket-Generaal van de Republiek Litouwen legde deze sanctie aan die openbaar aanklager op, omdat hij tijdens een vooronderzoek op onrechtmatige wijze informatie had verstrekt aan een verdachte en aan de advocaat van de verdachte. De openbaar aanklager heeft deze beslissing aangevochten bij de Litouwse rechter. De procedure is uiteindelijk terechtgekomen bij de verwijzende rechter.
Het ambtsmisdrijf dat deze openbaar aanklager wordt verweten, is vastgesteld op basis van gegevens die zijn bewaard door aanbieders van elektronische-communicatiediensten. Die gegevens zijn bewaard in het kader van criminele-inlichtingenoperaties en strafonderzoeken, en zijn aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking gesteld ter bestrijding van zware criminaliteit. De verwijzende rechter vraagt aan het EU-Hof of artikel 15, lid 1, van de richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie (hierna: de richtlijn), gelezen in het licht van de artikelen 7, 8, 11 en 52, lid 1, van het EU-Handvest, zich verzet tegen het gebruik van dergelijke gegevens in het kader van onderzoeken naar ambtsmisdrijven die verband houden met corruptie.
EU-Hof
Het EU-Hof brengt in herinnering dat artikel 15, lid 1, van de richtlijn de EU-lidstaten toestaat om onder meer te voorzien in uitzonderingen op de in artikel 5, lid 1, van de richtlijn geformuleerde principeverplichting om de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens te waarborgen. De EU-lidstaten kunnen daartoe wetgevingsmaatregelen treffen om persoonsgegevens gedurende een beperkte periode te bewaren om redenen die verband houden met doelstellingen van algemeen belang. Het gaat om doelstellingen als het waarborgen van de nationale veiligheid, de landsverdediging en de openbare veiligheid, of om strafbare feiten of onbevoegd gebruik van het elektronische-communicatiesysteem te voorkomen, te onderzoeken, op te sporen en te vervolgen.
De toegang tot gegevens die door aanbieders van elektronische-communicatiediensten worden bewaard op grond van wettelijke maatregelen, kan in beginsel alleen worden gerechtvaardigd door de doelstelling van algemeen belang met het oog waarop de verplichting tot bewaring van die gegevens aan die aanbieders is opgelegd. Dit is slechts anders wanneer de met de toegang nagestreefde doelstelling van algemeen belang belangrijker is dan die welke de bewaring rechtvaardigde.
Het EU-Hof stelt vast dat de gegevens in de onderhavige zaak zijn bewaard met het oog op de bestrijding van zware criminaliteit. De doelstelling van algemeen belang om ambtsmisdrijven te bestrijden die verband houden met corruptie vormt volgens het EU-Hof een doelstelling die minder belangrijk is dan de doelstelling om zware criminaliteit te bestrijden. Omdat die doelstelling minder belangrijk is, mag in het kader van onderzoeken naar dergelijke ambtsmisdrijven geen toegang worden verleend tot gegevens die bewaard zijn met het oog op de bestrijding van zware criminaliteit. Het verlenen van toegang zou volgens het EU-Hof in een dergelijke situatie namelijk indruisen tegen de hiërarchie van doelstellingen van algemeen belang.
Lees hier de volledige uitspraak.