Illegale overbrenging afvalstoffen, overwegingen over opzetbegrip in het economisch strafrecht

Rechtbank Rotterdam 8 juni 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:7651

In de periode van januari 2013 tot en met 30 april 2015 is door Naam verdachte rechtspersoon, gevestigd te vestigingsplaats 1, land, afgewerkte bleekaarde vanuit Nederland overgebracht naar Denemarken. Het ging om afvalstromen van afgewerkte bleekaarde die was gebruikt bij het productieproces van Naam medeverdachte rechtspersoon. (hierna: Naam medeverdachte rechtspersoon) gevestigd te vestigingsplaats 2. Een deel van de ladingen afgewerkte bleekaarde werd opgehaald bij Naam medeverdachte rechtspersoon door een transporteur, Naam transporteur, gevestigd te vestigingsplaats 3, en overgebracht naar de eigen opslaglocatie en naar een overslaglocatie van Naam bedrijf in Botlek te Rotterdam. Vanaf die locaties werd de afgewerkte bleekaarde verder overgebracht, onder meer naar Denemarken. Naam verdachte rechtspersoon fungeerde daarbij als bemiddelaar.

Naam verdachte rechtspersoon wordt door het Openbaar Ministerie verantwoordelijk gehouden voor deze transporten. Haar wordt verweten dat deze transporten in strijd waren met de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (verder: de EVOA) omdat de vereiste documenten zoals bedoeld in de bijlage VII van de EVOA niet juist waren ingevuld. Deze overbrengingen (van afvalstromen afgewerkte bleekaarde waarbij de bijlagen VII onjuist waren ingevuld) waren ten tijde van de tenlastegelegde periode strafbaar gesteld bij artikel 1a onder 1° van de Wet op de economische delicten (WED) juncto artikel 10.60, tweede lid van de Wet milieubeheer (Wm). Op grond van artikel 2, eerste lid, van de WED is dit delict een misdrijf indien het opzettelijk is begaan en een overtreding indien het niet opzettelijk is begaan.

Niet ter discussie staat dat op de betreffende bijlagen VII behorende bij de transporten telkens vak 1 (“the person who arranges the shipment”) niet correct was ingevuld. Daarmee is de overbrenging telkens illegaal.

Naam verdachte rechtspersoon ontkent te hebben gehandeld in strijd met de bepalingen van de EVOA. Zij voert daartoe aan dat de bepalingen van de EVOA zich niet tot haar richten. Immers, Naam medeverdachte rechtspersoon was de partij die voor de bijlage VII-documenten diende te zorgen. Voor zover de EVOA-bepalingen zich wel tot Naam verdachte rechtspersoon richten en zij daarmee in strijd heeft gehandeld, ontbrak bij haar het opzet daartoe, ook in voorwaardelijke zin.

De verdediging heeft bepleit dat dit artikel zich richt tot degene die onder de rechtsmacht van het land van verzending (Nederland) valt, in dit geval dus niet Naam verdachte rechtspersoon, gevestigd in Denemarken. Hieruit zou volgen dat Naam verdachte rechtspersoon niet verantwoordelijk was voor het invullen van de betreffende bijlagen VII bij de transporten.

Dit verweer miskent evenwel dat het verbod op illegale overbrenging zich tot een ieder richt, niet slechts degene die blijkens de EVOA de verantwoordelijkheid draagt om de formulieren in te vullen (zie ECLI:NL:HR:2002:AD8914, toen heette illegale overbrenging nog ‘sluikhandel’). Het is een ieder verboden om afvalstoffen over te brengen, wanneer niet de voorgeschreven kennisgeving is verricht door de kennisgever dan wel de instemming van de bevoegde autoriteiten ontbreekt. Ook Naam verdachte rechtspersoon is dus normadressaat van het verbod, ongeacht of zij tevens degene was die de formulieren (correct) moest invullen.

Met betrekking tot het opzet, althans het gestelde ontbreken daarvan, stelt de rechtbank voorop dat in het economische strafrecht het begrip “opzet” in beginsel dient te worden uitgelegd als “kleurloos opzet”. Het opzet van Naam verdachte rechtspersoon behoefde slechts te zijn gericht op de gedragingen en niet op de wederrechtelijkheid daarvan. In dit geval betekent dit dat het opzet slechts gericht diende te zijn op de overbrenging van de afvalstoffen, niet op het onjuist invullen van de bijlage VII documenten. De overbrengingen van afgewerkte bleekaarde, waarvoor Naam verdachte rechtspersoon verantwoordelijk was, hebben naar hun aard opzettelijk plaatsgevonden. Het opzet op de feitelijke gedragingen die dat overbrengen tezamen hebben bewerkstelligd is daarmee vastgesteld.

Ten overvloede merkt de rechtbank daarbij nog op dat Naam verdachte rechtspersoon op de hoogte was van de inhoud van de documenten, aangezien die bij aankomst van de bleekaarde in Denemarken aan haar werden gemaild. Desondanks heeft zij daar nooit gevolgen aan verbonden.

Bewezenverklaring

  • Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Geldboete van € 20.000 waarvan € 10.000 voorwaardelijk.

Naam verdachte rechtspersoon heeft gedurende drie jaren op meerdere tijdstippen en soms vrijwel dagelijks afvalstoffen, te weten afgewerkte bleekaarde, overgebracht naar Denemarken. Zij heeft daartoe afspraken gemaakt en handelsovereenkomsten afgesloten met de medeverdachte Naam medeverdachte rechtspersoon, zijnde de producent van de afgewerkte bleekaarde. Ook heeft zij contracten afgesloten met een derde voor het transport ervan. De overbrengingen gingen evenwel niet gepaard met de ingevolge de bepalingen van de EVOA vereiste informatie. Hoewel op zich duidelijk is geworden hoe de overbrengingen van de afvalstromen zijn verlopen, heeft zij het invullen van de noodzakelijke documenten overgelaten aan Naam medeverdachte rechtspersoon, dat het op zijn beurt weer heeft overgelaten aan de feitelijke transporteur Naam transporteur. Uit de stukken in het dossier valt op te maken dat Naam verdachte rechtspersoon ervan op de hoogte was (althans had moeten zijn) dat de formulieren onjuist waren ingevuld, aangezien die aan haar werden gemaild bij aankomst van de bleekaarde in Denemarken. Desondanks heeft zij telkens nagelaten in te grijpen om daaraan een einde te maken. Dit valt haar te verwijten. Immers, de bepalingen in de EVOA zien op het volgen en reguleren van internationale transporten van afvalstoffen teneinde ongewenste gevolgen dan wel risico’s voor het milieu te vermijden. Hiermee wordt tevens voorkomen dat verontreinigde partijen afval ongecontroleerd de grens passeren, waardoor de bevoegde autoriteiten zich niet goed op de hoogte kunnen stellen en niet alle nodige maatregelen kunnen treffen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu. Naam verdachte rechtspersoon heeft zich geen rekenschap gegeven dat zij met haar handelen de integriteit van het controlesysteem van de EVOA heeft geschonden en de bij de milieuvoorschriften betrokken belangen van bescherming van het milieu heeft ondermijnd.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^