Is sprake van een omstandigheid waaruit voortvloeit dat einduitspraak verdachte bekend is, nu mededeling uitspraak en tekst van samenhangende ontnemingsbeslissing zijn uitgereikt?

Hoge Raad 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2011

Bij arrest heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter waarbij hij bij verstek wegens “verduistering, meermalen gepleegd” is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat het ervan uitgaat dat de verdachte op 13 april 2015 bekend is geworden met de bij verstek gewezen einduitspraak in de strafzaak toen aan hem de mededeling uitspraak in de ontnemingszaak werd uitgereikt, terwijl hij vervolgens niet binnen de gestelde termijn van veertien dagen hoger beroep heeft ingesteld.

Door de steller van het middel wordt aangevoerd dat de verdachte “op 13 april 2015 niet op de hoogte is gesteld van de beslissing in de strafzaak” toen aan hem in persoon de “mededeling uitspraak” in de bij de strafzaak behorende ontnemingszaak is uitgereikt, nu in dit stuk geen informatie werd gegeven over de uitspraak in de onderliggende strafzaak. Daarmee kon van de verdachte niet worden verlangd dat hij binnen veertien dagen na voormelde datum hoger beroep zou aantekenen tegen het vonnis van de politierechter van 14 maart 2014.

Middel

Het middel klaagt dat het oordeel van het hof dat de verdachte buiten de wettelijke termijn het rechtsmiddel van hoger beroep heeft aangetekend en dat er geen bijzondere omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen of excuseren, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en/of onbegrijpelijk is.

Beoordeling Hoge Raad

Het hof heeft kennelijk aangenomen dat geen sprake is van een omstandigheid, vermeld in artikel 408 lid 1 Sv. Ingevolge artikel 408 lid 2 Sv moet de verdachte in dat geval binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid voordoet waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is, hoger beroep instellen tegen het vonnis van de rechtbank. Van een ‘omstandigheid waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is’ is sprake als de verdachte op de hoogte wordt gesteld van datgene wat voor hem van belang is voor de besluitvorming ten aanzien van het instellen van hoger beroep, zoals de aard of zwaarte van de bij het vonnis opgelegde straf(fen) of maatregel(en). (Vgl. HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1940).

Het oordeel van het hof dat zich een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 408 lid 2 Sv is niet begrijpelijk. Als al moet worden aangenomen, zoals het hof heeft gedaan, dat op 13 april 2015 niet alleen de “mededeling uitspraak” maar ook de tekst van de ontnemingsbeslissing van 27 februari 2015 aan de verdachte is uitgereikt, kan - gelet op de inhoud van die ontnemingsbeslissing zoals weergegeven - aan die omstandigheid niet de conclusie worden verbonden dat de verdachte met die uitreiking op de hoogte is geraakt van datgene wat voor hem van belang is voor de besluitvorming ten aanzien van het instellen van hoger beroep, zoals de aard of zwaarte van de bij het vonnis opgelegde straf(fen) of maatregel(en).

Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^