Medeplegen van valsheid in geschrift (antedateren) door ondertekenen van appendix bij consignatie-contract t.b.v. beklagprocedure bij rechtbank
/Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 25 oktober 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4727
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van het consignatie-contract, terwijl hij evenmin het oogmerk heeft gehad om de rechtbank in het kader van de beklagprocedure te misleiden. Dat de verdachte heeft nagelaten het document te lezen, is onachtzaam en laks, maar duidt niet op opzet op het valselijk opmaken ervan, ook niet in voorwaardelijke zin. Voor het oogmerk op misleiding door het gebruik van een vals document is minst genomen noodzakelijkheidsbewustzijn vereist. Voorwaardelijk opzet is onvoldoende. Niet is gebleken dat de verdachte dit oogmerk heeft gehad.
Het hof overweegt als volgt.
Zoals uit de feiten naar voren komt, zijn onder de verdachte tijdens een doorzoeking goederen in beslag genomen. Met betrekking tot deze goederen is door vertegenwoordiger leverancier een beklagprocedure aangespannen teneinde deze goederen aan het beslag te onttrekken. In art. 552a lid 5 is het volgende vermeld: De griffier van het gerecht dat tot afdoening bevoegd is, zendt aan degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen, indien hij noch de klager is, noch afstand van het voorwerp heeft gedaan, en zijn adres bekend is, onverwijld een afschrift van het klaagschrift en deelt hem mee dat hij zijnerzijds een klaagschrift kan indienen. De verdachte is op grond van dit artikel derhalve op de hoogte gesteld door de rechtbank van de inhoud van de beklagprocedure die door vertegenwoordiger leverancier was ingesteld. De verdachte wist derhalve precies waar het om ging. Hoofdregel is dat de goederen die onder een persoon in beslag zijn genomen, na afloop van de procedure naar die persoon terug gaan. De beklagprocedure had derhalve belangrijke consequenties voor verdachte, omdat deze tot gevolg had dat deze goederen niet meer naar hem terug zouden kunnen gaan.
De verdachte was op de hoogte van de beklagprocedure die voor hem ook verstrekkende gevolgen had. Hij was op de hoogte van het beslag en hij was op de hoogte van het feit dat er noch een schriftelijke koopovereenkomst, noch een bestaande consignatie-overeenkomst was met betrekking tot de goederen. Vertegenwoordiger leverancier kon op deze wijze de procedure niet voeren zonder medewerking van de verdachte. Vertegenwoordiger leverancier heeft een consignatie-contract opgesteld dat door verdachte is ondertekend. De verdachte heeft ook te kennen gegeven dat hij wist dat het consignatie-contract in de beklagprocedure gebruikt zou gaan worden. Immers, vertegenwoordiger leverancier is speciaal naar hem toegereden om de documenten te laten tekenen. Deze wijze van handelen vond derhalve plaats na onderling overleg en in een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden.
Het consignatie-contract dat door de mededader vertegenwoordiger leverancier is opgemaakt en gebruikt in een klaagschrift procedure en door de verdachte is ondertekend, acht het hof een valselijk opgemaakt geschrift. De verdachte was blijkens het voorgaande op de hoogte van de gang van zaken en wist derhalve van de omstandigheid dat de inhoud van het contract niet de werkelijke bestaande situatie weergaf. Het ging immers om een consignatie-contract, terwijl er geen overeenkomst tot consignatie tussen beiden bestond, en tevens was de vermelde datum op het contract onjuist. Dit zijn twee zeer opvallende elementen die toch onmiddellijk in het oog springend moeten zijn geweest. Tegen de achtergrond van het voorgaande waaruit het belang van het contract voor de verdachte naar voren komt, verdachte wist van het beoogde gebruik van het contract en de onjuiste weergave van de bestaande situatie daarin acht het hof de stelling van de verdachte dat hij de stukken niet heeft gelezen op grond van het voorgaande niet aannemelijk.
Onder deze omstandigheden is het hof tevens van oordeel dat de verdachte ten minste moet hebben beseft dat zijn gedragingen als noodzakelijk en dus het door hem gewild gevolg met zich meebracht dat het consignatie-contract als echt en onvervalst in de beklagprocedure zou worden gebruikt.
Bewezenverklaring
Medeplegen van valsheid in geschrift.
Strafoplegging
Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift. Het hof legt hem een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, op.
Lees hier de volledige uitspraak.