Meerdaadse samenloop: Medeplegen van overtreding de Arbeidsomstandighedenwet en lichamelijk letsel door schuld
/Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 23 november 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4035
Verdachte en de medeverdachten hebben een onveilige situatie gecreëerd door werknemers arbeid te laten verrichten binnen de gevarenzone van een ontladingsmachine terwijl deze, in strijd met de veiligheidsvoorschriften van de fabrikant van die machine, niet helemaal buiten werking was gesteld. Daardoor is een van de werknemers met zijn arm bekneld geraakt in de ontladingsmachine en heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Het hof is van oordeel dat in de onderhavige zaak, gezien de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en de aandacht die, zeker na het ongeval, aan veiligheid binnen het bedrijf is besteed, het zwaartepunt wat betreft de strafoplegging bij de rechtspersoon dient te liggen. Daarom legt het hof de door de rechtbank opgelegde taakstraf voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis, in geheel voorwaardelijke zin op, met een proeftijd van 2 jaren.
De Verdachte heeft als bedrijfsleider een werknemer arbeid laten verrichten in de gevarenzone van een niet geheel buitenwerking gestelde machine, wetende dat dit wel was voorgeschreven door de fabrikant van de machine in de handleiding bevattende veiligheidsvoorschriften. Het hof verwijst in het bijzonder naar de verklaring van adviseur van het Technisch Centrum Keramische Industrie die als bewijsmiddel 6 in het vonnis van de rechtbank is opgenomen.
De afgesproken werkwijze kan geenszins worden gerechtvaardigd door te verwijzen naar het later opgestelde protocol, alleen al omdat er sprake was van structureel werken binnen de veiligheidszone. Blijkens de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen stond het slachtoffer immers al geruime tijd (de hele dag) in de gevarenzone en kwam het zeker één keer per week voor dat een werknemer een hele dag in die zone moest staan. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesteld dat deze situatie incidenteel voorkwam, waarvoor het protocol wel was opgesteld. Bovendien werd het protocol niet nageleefd, doordat niet telkens expliciet goedkeuring van de bedrijfsleiding werd gegeven voor het werken in de gevarenzone.
Dit handelen moet aangemerkt worden als in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig.
Het hof is van oordeel dat door de Verdachte willens en wetens een onveilige situatie is gecreëerd door, in plaats van het handhaven van de veiligheidsinstructies van de fabrikant van de ontladingsmachine, te werken met een protocol dat qua veiligheidsvoorschriften was afgezwakt ten opzichte van het protocol dat door de veiligheidsadviseur was ingebracht en daarmee onveiliger dan de veiligheidsinstructies van de fabrikant. Met het afzwakken van de veiligheid neemt de aanmerkelijkheid van de kans op ongevallen toe. Dat het slachtoffer en anderen mogelijk niet gehandeld zouden hebben conform de afgesproken werkwijze, doet niet af aan de aanmerkelijke kans. Veiligheidsregels dienen immers de werknemers ook te beschermen tegen menselijke fouten. De Verdachte heeft deze kans, die ook is gerealiseerd, bewust aanvaard.
In het economisch strafrecht dient de term opzet in beginsel te worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht hoeft te zijn op de verweten gedraging, in dit geval het laten verrichten van werkzaamheden bij de ontladingsmachine waarbij de door de fabrikant voorgeschreven veiligheidsvoorschriften waren omzeild, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan. De Verdachte wordt als ervaren bedrijfsleider verondersteld bekend te zijn met de op werkgever rustende verplichting tot het naleven van de zorgplichten voortvloeiende uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit. Uit het bovenstaande volgt dat de verdachte, als bedrijfsleider werkzaam binnen de rechtspersoon rechtspersoon, heeft nagelaten de genoemde zorgplichten van de werkgever na te leven door de beveiligings-instructies van de fabrikant niet te handhaven, maar een andere onveiligere werkwijze toe te staan. Reeds hiermee is het causaal verband gegeven.
Het verweer wordt verworpen.
Het hof acht de ten laste gelegde feiten (overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en lichamelijk letsel door schuld), net als de rechtbank bewezen en bevestigt deze onder aanvulling en verbetering van de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen, als in dit arrest weergegeven.
Medeplegen
Het hof stelt als toetsingskader het volgende voorop.
Allereerst geldt volgens bestendige jurisprudentie dat voor het medeplegen van een kwaliteitsdelict als onder feit 2 ten laste gelegd, niet is vereist dat alle medeplegers de kwaliteit van werkgever bezitten. Voldoende is dat een van hen de kwaliteit bezit en dat de ander daar weet van heeft of althans bewust de kans daarop aanvaardt.
slachtoffer was als uitzendkracht uitgeleend aan rechtspersoon in vestigingsplaats, alwaar hij al 5 jaar werkzaam was en onder meer werkzaamheden verrichtte bij de ontladingsmachine in de fabriek. Het hof is van oordeel dat de Verdachte rechtspersoon voldoet aan het bepaalde van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet en te beschouwen is als werkgever van het slachtoffer, hetgeen door de Verdachte ook niet wordt betwist.
Voorts moet voor medeplegen op grond van bestendige jurisprudentie daarbij sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de Verdachte van voldoende gewicht dient te zijn.
Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij alle deelnemers een voldoende materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het delict hebben bijgedragen. De werkwijze die afwijkend was van de door de fabrikant opgestelde veiligheidsvoorschriften en die als onveilig wordt beschouwd, was bekend bij de verdachte, zijnde de bedrijfsleider binnen de rechtspersoon, en de medeverdachten en medebestuurders van de rechtspersoon bestuurder 1 en bestuurder 2 en was al jaren binnen het bedrijf een gangbare werkwijze. Er is door de leiding onderling over gesproken en uiteindelijk is de werkwijze met ieders instemming in een protocol vastgelegd. Onder deze omstandigheden is er sprake van medeplegen.
Kwalificatie
De rechtbank heeft geoordeeld dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De regeling van de bepalingen van samenloop geeft uitdrukking aan de gedachte dat iemand niet twee keer mag worden bestraft voor wat in wezen één strafrechtelijk relevant verwijt oplevert. Het gaat daarbij met andere woorden om het voorkomen van – kort gezegd – onevenredige aansprakelijkheid en bestraffing bij een gelijktijdige berechting van verschillende, mogelijk sterk samenhangende strafbare feiten. Volgens inmiddels bestendige jurisprudentie geldt dat naar huidig inzicht een enigszins uiteenlopen van de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet in de weg staat aan het aannemen van eendaadse samenloop indien het in essentie om hetzelfde feitencomplex gaat. Voor de eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de Verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt.
In het onderhavige geval oordeelt het hof als volgt. De bewezenverklaarde feiten hebben gelijktijdig en op dezelfde locatie plaatsgevonden en zijn voortgekomen uit een wilsbesluit. Naar het oordeel van het hof worden echter in artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet verschillende belangen beschermd die in zodanige mate uiteen lopen dat sprake is van meerdaadse samenloop. De beschermde belangen van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht betreffen immers het menselijk lichaam en de lichamelijke integriteit an sich, terwijl de strekking van de arbeidsomstandighedenwet is gericht op het voeren door werkgevers van een dusdanig beleid inzake arbeidsomstandigheden dat er geen nadelige invloed is op de veiligheid en gezondheid van de medewerkers.
De kwalificatie van de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten behoort naar het oordeel van het hof te luiden als hieronder vermeld.
Bewezenverklaring
Feit 1: Medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt;
Feit 2: Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan.
Strafoplegging
Voorwaardelijke taakstraf van 25 uur met een proeftijd van 2 jaar
Lees hier de volledige uitspraak.
Samenhangende zaken
Een medeverdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren met een proeftijd van 2 jaar (ECLI:NL:GHSHE:2022:4034).
Hetzelfde geldt voor een andere medeverdachte (ECLI:NL:GHSHE:2022:4033).
De betrokken rechtspersoon wordt veroordeeld tot een geldboete van €22.500 (ECLI:NL:GHSHE:2022:4032).