Moeder en dochter veroordeeld na onthouden nodige verzorging vele huisdieren

Rechtbank Limburg 8 mei 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:4269

Twee verdachten, moeder en dochter, hebben hun vele huisdieren de nodige verzorging onthouden wat onder meer tot de dood van enkele dieren heeft geleid. De situatie waarin de dieren worden gehouden, is zorgelijk. De politierechter overweegt dat het om ernstige feiten gaat maar dat hij tot een andere strafoplegging komt dan de officier van justitie heeft geëist, vanwege de persoon van de verdachten maar ook vanwege de wijze waarop de samenleving met andersoortig dierenleed omgaat.

De raadsman deelt mede dat de verdachte met de medeverdachte naam medeverdachte en de dochter van drie jaar van naam medeverdachte samen in de woning aan de adres medeverdachte woont. De verdachte is zwakbegaafd. Ter onderbouwing daarvan legt de raadsman ter inzage een rapport over aan de officier van justitie en de politierechter. Verder rouwt de verdachte om haar overleden vader. De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming heeft bestuursdwang toegepast en de verdachte heeft gehoor gegeven aan de maatregelen die zij moest nemen. Een geldboete kan de verdachte niet betalen en werken in het kader van een taakstraf kan zij evenmin.

De raadsman deelt mede dat aan de verdachte een last onder bestuursdwang is opgelegd, maar deze last niet in houdt dat alle dieren uit de woningen moeten worden verwijderd. De raadsman legt ter inzage aan de officier van justitie en de politierechter een last onder bestuursdwang d.d. 3 april 2019 over.

De officier van justitie merkt op dat de verdachte, gelet op de datum van het besluit tot oplegging van de last onder bestuursdwang, volgens de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, kennelijk opnieuw de fout in is gegaan.

De raadsman deelt (desgevraagd) mede dat veel dieren al afgestaan zijn/worden. Zoals gezegd is het betalen van een geldboete en het uitvoeren van een taakstraf niet haalbaar voor de verdachte. Mogelijk kan volstaan worden met een voorwaardelijke straf met een proeftijd van drie jaar.

De politierechter merkt op dat het opleggen van een houdverbod ook tot de mogelijkheden behoort.

De officier van justitie vraagt aan de raadsman wanneer de vader van de verdachte is overleden.

De raadsman deelt mede dat de vader van de verdachte circa één jaar geleden is overleden.

De officier van justitie voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan de politierechter. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachte naam medeverdachte de in de tenlastelegging genoemde dieren in de periode van 1 december 2018 tot en met 4 januari 2019 de nodige verzorging heeft onthouden. De officier van justitie stelt zich voorts op het standpunt dat de situatie van de dieren in de woning van de verdachte heel zorgelijk is. De dieren zijn afhankelijk van de verdachte en de medeverdachte. Dat de verdachte zwakbegaafd is brengt niet met zich dat zij geen taakstraf kan uitvoeren, omdat de reclassering hiermee rekening kan houden en geschikt werk voor de verdachte kan zoeken. De officier van justitie vordert het opleggen van een taakstraf van 80 uren en 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte geen dieren mag houden.

De raadsman stelt zich op het standpunt dat een voorwaardelijke straf passend is. De verdachte belooft beter voor de dieren te gaan zorgen. De politie ziet daar ook op toe. Als de verdachte de dieren nog een keer de nodige verzorging onthoudt, kan alsnog een houdverbod worden opgelegd. Eigenlijk zou een verbod om dieren te houden voorwaardelijk moeten kunnen worden opgelegd.

De politierechter merkt op dat hij zich af vraagt of er voldoende bekend is over de (persoonlijke) omstandigheden van de verdachte en of de reclassering zou moeten worden opgedragen een rapport over de verdachte te schrijven.

De officier van justitie voert aan dat zij daartoe geen reden ziet. De verdachte is lichamelijk in staat een taakstraf uit te voeren. De meerwaarde van een rapport van de reclassering ziet zij daarom niet. Aan de raadsman wordt het recht gelaten het laatst te spreken. De raadsman merkt op dat de verdachte bij een voor haar onwenselijke straf mogelijk hoger beroep wenst in te stellen.

De politierechter schorst het onderzoek ter terechtzitting voor korte tijd teneinde zich te beraden over zijn te geven vonnis.

De politierechter hervat het onderzoek ter terechtzitting, verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.

De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting:

Ik acht de tenlastegelegde feiten jegens de beide verdachten wettig en overtuigend bewezen. Het gaat om het onthouden van de noodzakelijke zorg aan dieren.

De vraag is welke straf hier bij hoort.

Het gaat om hele nare feiten die in sommige gevallen tot de dood hebben geleid. De foto’s in het dossier spreken voor zich. Die ernst van de feiten is één kant van de zaak.

Aan de andere kant houd ik er rekening mee dat de feiten aan de beide verdachten, naar ik uit het dossier opmaak, verminderd toegerekend kunnen worden. De verdachten zijn beiden verstandelijk beperkt en zoals blijkt uit de stukken die de advocaat heeft overgelegd speelt er de nodige psychische problematiek. Dat komt mede doordat hun vader / man onlangs is overleden wat voor beiden hun bestaan overhoop gegooid heeft.

Wat ik hierbij nog betrek is dat ik een bijzondere voorwaarde zal uitspreken over het mogen houden van dieren en dat ik begrijp, dat voor de beide verdachten het houden van dieren raakt aan de essentie van hun bestaan. Ze houden zich met weinig anders bezig.

Een laatste overweging is de volgende. We hebben nu een heel naar dossier gezien van huisdieren, maar we moeten ons voor ogen houden dat het ook bij huisdieren ‘slechts’ om dieren gaat en hoe we in Nederland in het algemeen met dieren omgaan. Als je zou gaan kijken in de industrie, de veehouderij, en hoe daar dieren worden gehouden, zou je daar immers voortdurend situaties kunnen uitlichten die tot soortgelijke nare dossiers zouden leiden. Dat accepteren we echter en dat relativeert het verwijt dat we aan de verdachten kunnen maken.

Ik zal een voorwaardelijke taakstraf opleggen voor de duur van 50 uur. Mogelijk is het zo zoals de advocaat zegt, dat de beide verdachten geen taakstraf kunnen uitvoeren. Ik weet dat niet zeker maar hou er rekening mee dat de taakstraf ooit zal moeten worden uitgevoerd en dan in hechtenis wordt omgezet. Dat bepaalt mede de hoogte van de taakstraf. Ik vind het echter ook belangrijk dat er een stevige stok achter de deur is voor de bijzondere voorwaarde die ik zal opleggen. De proeftijd bedraagt 2 jaar.

Als bijzondere voorwaarde leg ik op dat de beide verdachten gedurende de proeftijd geen dieren mogen houden, op ieder twee dieren na. Ik neem hierbij mee dat uit het dossier blijkt dat de verdachten wel in staat zijn om voor enkele dieren te zorgen.

De overige dieren moeten binnen een maand nadat het vonnis onherroepelijk is, weg zijn.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^