Mogelijkheden werkgever om te voegen als benadeelde partij & Rechtstreekse schade
/Parket bij de Hoge Raad 30 januari 2018, ECLI:NL:PHR:2018:68
Aan deze conclusie van AG Bleichrodt ligt de volgende casus ten grondslag. Het gaat om de zogenaamde "Zwarte-Piet'-overval. Twee als Zwarte Piet verkleedde mannen overvallen een Avia tankstation in Borne. Daarbij wordt ten aazien van een kassamedewerker geweld gebruikt. De kassamedewerker ondervindt daar veel last van, belandt (tijdelijk) in de ziektewet en gaat in therapie.
Avia is op grond van de CAO verplicht tot doorbetaling van het loon van de kassamedewerker maar is daarvoor niet verzekerd. Ook de kosten van de therapie worden door Avia voldaan. De totale kosten van Avia bedragen €22.132,99.
De vraag is of de door Avia geleden schade als rechtstreekse schade in de zin van art. 51f Sv kwalificeert.
De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij onder de aanhef “Vordering van de benadeelde partij Avia t.a.v. [A]” het volgende in:
"De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 22.132,99. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen, nu de schade van de benadeelde partij niet in rechtstreeks verband staat tot de gedragingen van verdachte en dat er onvoldoende relevant verband is tussen de aan verdachte verweten gedragingen en de gevorderde schade.
Met verwijzing naar hetgeen het hof hiervoor bij de benadeelde partij [slachtoffer] voorop heeft gesteld wat betreft het toetsingskader overweegt het hof daarnaast nog als volgt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte in de hoedanigheid van medeplichtige betrokken is geweest bij de overval op het tankstation waarbij de medewerkster die in dienst was van de benadeelde partij met een knuppel tegen het hoofd is geslagen als gevolg waarvan deze letsel heeft opgelopen aan haar hoofd, waardoor er - anders dan in de door de verdediging genoemde uitspraak - sprake is van een concrete onrechtmatige daad die door de pleger en verdachte als medeplichtige ook is gepleegd jegens de benadeelde partij Avia, waardoor deze schade heeft geleden. In casu bestaat de vordering van de benadeelde partij Avia uit materiele schade, te weten uitbetaald loon en therapiekosten.
Naar het oordeel van het hof staat de door de benadeelde partij Avia geleden schade in zodanig nauw verband met de bewezen verklaarde door verdachte gepleegde medeplichtigheid aan de diefstal met geweld op het tankstation dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan hem toegebracht door het bewezenverklaarde feit als bedoeld in de hierboven genoemde artikelen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is derhalve voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De hoogte van de door de benadeelde partij gevorderde schade is door de verdediging niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
(…)
Beslissing
Het hof
(…)
Vordering van de benadeelde partij Avia t.a.v. [A]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Avia t.a.v. [A] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 22.132,99 (tweeëntwintigduizend honderdtweeëndertig euro en negenennegentig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Avia t.a.v. [A], ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 22.132,99 (tweeëntwintigduizend honderdtweeëndertig euro en negenennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 145 (honderdvijfenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft."
Middel
Het tweede middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (€6.394,70) en de vordering van benadeelde partij Avia (€22.132,99) ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde geheel heeft toegewezen.
Conclusie AG
24. De stellers van het middel betogen in de eerste plaats dat het hof slechts de ontvankelijkheidstoets van art. 361, tweede lid, onder b, Sv heeft toegepast, terwijl de vordering niet inhoudelijk, aan de hand van de maatstaven voor aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad, is beoordeeld. Ik meen dat het middel in zoverre berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest. Het hof heeft overwogen dat sprake is van een onrechtmatige daad door de verdachte en zijn medeverdachte jegens de benadeelde partijen ten gevolge waarvan zij schade hebben geleden. Daarbij heeft het hof vastgesteld dat de verdediging de hoogte van de door beide benadeelde partijen gevorderde schade niet heeft betwist. Ook heeft het hof geoordeeld dat de door de benadeelde partijen geleden schade in zodanig nauw verband staat met het bewezen verklaarde feit, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 51f, eerste lid, Sv. Daarmee heeft het hof geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
25. Ten aanzien van de klacht dat het hof zijn oordeel dat er voldoende nauwe samenhang bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en de geleden schade onvoldoende heeft gemotiveerd, merk ik het volgende op.
26. Art. 361, tweede lid aanhef en onder b Sv, bepaalt dat de benadeelde partij alleen ontvankelijk is in haar vordering indien aan haar rechtstreekse schade is toegebracht door, voor zover hier van belang, het bewezen verklaarde feit. Daarbij gaat het in wezen om een inhoudelijke toets, die impliceert dat causaal verband dient te bestaan tussen de schade en het bewezen verklaarde feit. Bij de beoordeling of sprake is van causaal verband tussen de schade en het bewezen verklaarde feit zullen de grenzen van de in de bewezenverklaring genoemde gedraging van de verdachte niet te nauw moeten worden getrokken. De concrete omstandigheden van het geval zijn bepalend voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen en de door de benadeelde geleden schade om te kunnen aannemen dat deze door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Het komt bij deze vraag niet alleen aan op de gedraging die in de bewezenverklaring als zodanig is verwoord. Ook kan acht worden geslagen op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen die de schade hebben veroorzaakt. Het is niet uitgesloten dat de schade weliswaar niet het rechtstreekse gevolg is van de bewezen verklaarde gedraging als zodanig, maar dat – gelet op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte – de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband staat met het bewezen verklaarde feit, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit zijn toegebracht, zoals bedoeld in art. 361, tweede lid, onder b Sv en art 51f, eerste lid, Sv.
27. In het kader van de motivering van de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft het hof overwogen dat de verdachte als medeplichtige betrokken is geweest bij de overval op het tankstation waarbij de benadeelde partij [slachtoffer], die als medewerkster in dienst was bij de benadeelde partij Avia (het tankstation), met een knuppel tegen het hoofd is geslagen als gevolg waarvan zij letsel heeft opgelopen aan haar hoofd. Het bewezen verklaarde letsel bestaat uit (licht) hersenletsel en blijvend letsel aan het gehoor (doofheid aan een oor). De gevorderde en door het hof toegewezen (materiële) schade van de benadeelde partij [slachtoffer] (€1.394,70) bestaat onder meer uit kosten voor medicatie, een hoortoestel, fysiotherapie en manuele therapie, terwijl de gevorderde en toegewezen immateriële schade (€5.000) onder meer betrekking heeft op psychische klachten en lichamelijke klachten waaronder een permanente gehoorbeschadiging, hoofdpijn, vermoeidheid, cognitieve klachten, uitvalsverschijnselen aan haar linkerbeen en spraakproblemen als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De gevorderde en door het hof toegewezen materiële schade van de benadeelde partij Avia bestaat onder meer uit de doorbetaling van salaris in de periode waarin de benadeelde partij [slachtoffer] in de ziektewet zat en Avia, als werkgever, op grond van de cao verplicht was tot doorbetaling van het loon en daarvoor niet verzekerd was, terwijl de benadeelde partij [slachtoffer] voorts op advies van Arboned therapie heeft gevolgd waarvan de kosten door werkgever Avia zijn voldaan.
28. In het licht van de bewijsvoering, getuigt het oordeel van het hof dat de door de benadeelde partijen [slachtoffer] en Avia geleden schade in zodanig nauw verband staat met de bewezen verklaarde door de verdachte gepleegde medeplichtigheid aan diefstal met geweld, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij toegebracht, niet van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl dat oordeel voorts niet onbegrijpelijk is en toereikend is gemotiveerd. Voor zover aan het middel de stelling ten grondslag ligt dat de bijdrage van een medeplichtige aan een overval niet in gelijke mate als de bijdrage van de dader(s) de grondslag kan vormen voor vergoeding van door die overval veroorzaakte schade, faalt het omdat deze stelling geen steun vindt in het recht.
29. Het middel faalt.
Lees hier de volledige conclusie.