OM niet-ontvankelijk in vervolging: voor derden was voor start vervolging al kenbaar dat vennootschap was ontbonden
/Rechtbank Overijssel 17 april 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:2091
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte: in de periode van 16 juli 2019 tot en met 13 april 2020 samen met een ander opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting ten name van verdachte B.V. over de kwartalen 2, 3 en 4 van het jaar 2019 en over kwartaal 1 van het jaar 2020 heeft gedaan.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
Het dossier bevat uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 7 maart 2024 betreffende verdachte en haar (laatste) bestuurder bedrijf B.V. Uit deze uittreksels blijkt dat op 13 november 2023 is geregistreerd dat verdachte op 2 november 2023 is opgehouden te bestaan en dat bedrijf B.V. per 1 november is opgehouden te bestaan, alsmede dat tot dat moment bedrijf B.V. de enig bestuurder van verdachte was en dat mevrouw medeverdachte 1 en de heer medeverdachte 2 elk alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder van bedrijf B.V. waren en dus indirect bestuurder van verdachte. Uit die uittreksels blijkt eveneens dat verdachte, en ook bedrijf B.V., per 13 november 2023 daadwerkelijk is uitgeschreven uit het handelsregister en dat mevrouw medeverdachte 1 van zowel verdachte als bedrijf B.V. de bewaarder van de boeken en bescheiden is.
De dagvaarding in deze zaak is gedateerd op 16 november 2023 en vervolgens op 24 november 2023 betekend aan mevrouw medeverdachte 1.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat als op het tijdstip dat een vervolging wordt aangevangen voor derden kenbaar is dat een rechtspersoon is ontbonden, het recht tot strafvordering als vervallen moet worden beschouwd.
In het dossier zitten geen aanknopingspunten dat de vervolging eerder dan 24 november 2023 zou zijn begonnen. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar standpunt dat de vervolging reeds was aangevangen op het moment van verhoor van de (middellijk) bestuurders/ medeverdachten medeverdachte 1 en medeverdachte 2.
Nu op 13 november 2023 voor derden al kenbaar was dat de vennootschap was ontbonden, is op dat moment het recht tot strafvordering komen te vervallen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat dit onverlet laat de bevoegdheid van het openbaar ministerie om ter zake van een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit een vervolging in te stellen tegen hen die tot dat feit opdracht hebben gegeven of feitelijke leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging. De rechtbank zal in de gelijktijdig aangebrachte en verwante zaken van medeverdachten medeverdachte 1 (84.016720-23) en medeverdachte 2 (84.022812-22) hierover een oordeel vellen.
Lees hier de volledige uitspraak.