Ontbinding BV op verzoek van het OM na veroordeling voor overtreding Sanctiewet 1977 voor uitvoeren van verboden goederen naar Rusland

Rechtbank Gelderland 15 april 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:2151 (Civiel recht)

Belanghebbende sub 1 is opgericht op 26 mei 2016 met de statutaire naam bedrijf 1 Tot 24 mei 2022 heeft naam bedrijf 1 een onderneming geëxploiteerd in de import en export van radio-elektronische onderdelen, de handel in staal- en metaalproducten en groothandel in kabel en bedradingen. Bij statutenwijziging van 24 mei 2022 is de statutaire naam veranderd van naam bedrijf 1 in Belanghebbende sub 1. Daarbij zijn de bedrijfsactiviteiten gewijzigd in – kort gezegd – een groothandel in overige consumentenartikelen, specifiek het importeren en exporteren van kantoorartikelen en toebehoren.

Enig aandeelhouder en statutair bestuurder van Belanghebbende sub 1 is Belanghebbende sub 2.

Tegen Belanghebbende sub 1 en Belanghebbende sub 2 is een strafrechtelijk onderzoek gestart door het OM. Belanghebbende sub 1 en Belanghebbende sub 2 werden verdacht van (het feitelijk leiding geven aan) bepaalde verboden gedragingen, zijnde:

a. Het overtreden en omzeilen van sancties tegen Rusland;

b. Het niet melden van export van goederen die zowel voor normaal als militair gebruik geschikt zijn (dual use goederen);

c. Het plegen van valsheid in geschrifte;

d. Het doen van valse Douane uitvoeraangiften;

e. Het deelnemen aan een criminele organisatie.

Kort gezegd, worden Belanghebbende sub 1 en Belanghebbende sub 2 ervan verdacht sinds de inval van Rusland in Oekraïne in strijd met Europese sancties tegen Rusland dual use goederen te blijven verkopen en leveren aan (partijen in) Rusland. Daarbij is geprobeerd om die handelswijze te verdoezelen door valse facturen en andere documenten op te stellen en een fictieve eindbestemming van de goederen (de Malediven) en een fictief bedrijf als eindgebruiker op te geven. Belanghebbende sub 1 is betalingen uit Rusland blijven ontvangen.

In 2022 is strafvorderlijk beslag gelegd op vorderingen van Belanghebbende sub 1 op ABN AMRO Bank N.V. De beslagen hebben doel getroffen voor bedragen van € 146.567,24 en USD 67.508,26.

Het OM is voor de hiervoor onder a. en c. genoemde strafbare feiten tot vervolging overgegaan van Belanghebbende sub 1.

Op 31 oktober 2023 heeft de rechtbank Rotterdam Belanghebbende sub 1 veroordeeld op grond van overtreding van de Sanctiewet 1977 en valsheid in geschrifte en haar een geldboete van € 200.000,00 opgelegd.

Belanghebbende sub 2 is op enig moment naar het buitenland vertrokken.

Het geschil

Het OM verzoekt dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:

I. Belanghebbende sub 1 met onmiddellijk ingang ontbindt;

II. een vereffenaar benoemt van het vermogen van Belanghebbende sub 1;

III. bepaalt dat de beloning van de vereffenaar zal zijn conform de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling en dat deze beloning ten laste komt van Belanghebbende sub 1;

IV. de vereffenaar een aanwijzing te geven in dier voege dat zij afstand doet van de strafrechtelijk beslagen banksaldi op de voet van artikel 116 lid 2 aanhef en sub c Sv door te verklaren dat de banksaldi aan Belanghebbende sub 1 toebehoren en deze over te maken naar de Staat.

Het OM grondt haar verzoek onder I op artikel 2:185 BW. Hij betoogt dat Belanghebbende sub 1 kan worden ontbonden, omdat zij haar statutaire doel niet meer kan bereiken door een gebrek aan baten en daarnaast omdat de werkzaamheden die tot verwezenlijking van het doel van Belanghebbende sub 1 moeten leiden zijn gestaakt. Er zijn volgens het OM geen vrij te besteden middelen meer aanwezig. De gelegde bankbeslagen zullen niet worden opgeheven nu het geld uit een misdrijf is verkregen en derhalve vatbaar is voor verbeurdverklaring en/of onttrekking aan het verkeer. Er zijn geen andere baten van Belanghebbende sub 1 bekend, behalve een vordering op Belanghebbende sub 2. Die vordering dient echter als oninbaar te worden beschouwd nu Belanghebbende sub 2 volgens zijn advocaat naar Rusland is verhuisd. De inkomsten van Belanghebbende sub 1 kwamen voornamelijk uit Rusland. Als gevolg van de sancties tegen Rusland en de strafrechtelijke veroordeling is het onwaarschijnlijk dat Belanghebbende sub 1 nog inkomsten kan verwerven. Dit alles heeft tot gevolg dat Belanghebbende sub 1 door een gebrek aan baten haar statutaire doel niet meer kan bereiken. Daarom dient zij te worden ontbonden. Verder hebben er sinds het vertrek van Belanghebbende sub 2 naar Rusland geen activiteiten meer plaatsgevonden in de onderneming van Belanghebbende sub 1. Belanghebbende sub 2 is ook de enige bij Belanghebbende sub 1 werkzame persoon. In 2023 is geen omzet meer gegenereerd, wat blijkt uit het feit dat er geen aangifte omzetbelasting is gedaan bij de Belastingdienst en er geen betalingen meer op de bankrekeningen zijn gedaan. Daarom moet worden aangenomen dat Belanghebbende sub 1 haar werkzaamheden tot verwezenlijking van haar doel heeft gestaakt, zodat ook op deze grond tot ontbinding van Belanghebbende sub 1 dient te worden beslist.

Het OM verzoekt benoeming van een onafhankelijk vereffenaar. Diens beloning kan geschieden overeenkomstig de Recofa-richtlijnen en dient ten laste van het vermogen van Belanghebbende sub 1 te worden gebracht. Tevens verzoekt het OM de vereffenaar een aanwijzing te geven op grond van artikel 2:23a lid 3 BW inhoudende dat de vereffenaar afstand doet van de banksaldi in de zin van artikel 116 lid 2 en sub b Sv door te verklaren dat de banksaldi aan Belanghebbende sub 1 toebehoren en vervolgens opdracht te geven aan ABN om de banksaldi over te boeken naar de Staat. Daarna kan de officier van justitie gelasten dat met de banksaldi – onder aftrek van de beloning voor de vereffenaar – wordt gehandeld als ware het verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.

De beoordeling

Artikel 2:185 lid 1 BW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie een vennootschap ontbindt indien deze haar doel, door een gebrek aan baten, niet kan bereiken. Ook bepaalt dat artikel dat de rechtbank de vennootschap kan ontbinden, wanneer deze haar werkzaamheden tot verwezenlijking van haar doel heeft gestaakt.

De rechtbank zal beslissen om Belanghebbende sub 1 te ontbinden met toepassing van art. 2:185 BW om de volgende redenen.

Omdat daartegen geen verweer is gevoerd staat vast dat Belanghebbende sub 1 niet langer meer over baten kan beschikken die zij kan aanwenden om haar statutaire doel te bereiken. Er is namelijk door het OM strafvorderlijk beslag onder de ABN gelegd en niet is betwist dat de beslagen banksaldi uit een misdrijf zijn verkregen en daarom vatbaar zijn voor verbeurdverklaring en/of onttrekking aan het verkeer. Het is daarom aannemelijk dat Belanghebbende sub 1 niet meer over deze gelden zal kunnen beschikken om haar statutaire doel te bereiken. Verder is onwaarschijnlijk dat Belanghebbende sub 1 nog inkomsten zal kunnen genereren, omdat het OM onweersproken heeft gesteld dat haar inkomsten voornamelijk uit Rusland afkomstig waren en zij als gevolg van de sancties tegen Rusland geen leveringen aan partijen in Rusland mag doen. Dat er andere vermogensbestanddelen zijn die kunnen worden aangewend om het statutaire doel te bereiken is niet gesteld of gebleken. Verder is niet te verwachten dat er in de toekomst nog baten zullen worden gegenereerd, omdat Belanghebbende sub 2, die als enige werkzaamheden heeft verricht in de onderneming van Belanghebbende sub 1, naar alle waarschijnlijkheid naar het buitenland (vermoedelijk naar Rusland) is vertrokken en naar verwachting niet meer zal terugkeren. Een en ander maakt dat de rechtbank gehouden is om Belanghebbende sub 1 te ontbinden op de voet van art. 2:185 BW doordat zij haar doel door een gebrek aan baten niet langer kan bereiken. Daarnaast is gebleken dat er geen werkzaamheden meer worden verricht tot verwezenlijking van het statutaire doel van Belanghebbende sub 1. Belanghebbende sub 2 is immers met onbekende bestemming vertrokken en het OM heeft onweersproken gesteld dat Belanghebbende sub 1 in 2023 geen omzet heeft gegenereerd. Dat volgt uit het feit dat Belanghebbende sub 1 geen aangifte omzetbelasting over 2023 heeft gedaan en er ook geen gelden meer zijn ontvangen op de bankrekeningen bij ABN. Ook op deze grond wordt het verzoek van het OM toegewezen.

De rechtbank heeft vereffenaar bereid gevonden om de taak van vereffenaar op zich te nemen en hij zal daarom als vereffenaar worden benoemd. Op de voet van artikel 2:23 lid 2 BW zal de rechtbank aan de vereffenaar een beloning toekennen, welke beloning gelijk is aan het bedrag dat de vereffenaar zou toekomen op basis van het op zijn curatorenwerk toepasselijke tarief ingevolge de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling. Deze beloning kan worden voldaan, zo bevestigt het OM, vanuit het beslagen banksaldo bij ABN.

Het verzoek onder IV van het OM dat de rechtbank een aanwijzing geeft aan de vereffenaar die inhoudt dat hij afstand dient te doen van het bij ABN aanwezige banksaldo, zal worden afgewezen. Het is aan de vereffenaar om op basis van de nader door hem te ontvangen informatie over onder meer de herkomst van de bij ABN aanwezige banktegoeden zelfstandig te beoordelen of hij in het kader van zijn taak als vereffenaar van het vermogen van Belanghebbende sub 1 afstand zal doen.

De beslissing

De rechtbank

  • ontbindt de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Belanghebbende sub 1, gevestigd te vestigingsplaats,

  • benoemt tot vereffenaar, kantoorhoudende te adres,

  • bepaalt dat het salaris van de vereffenaar dient te worden berekend aan de hand van de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling,

  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

  • wijst af het meer of anders verzochte.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^