Ontneming: Vervolgprofijt in de vorm van forfaitaire rente
/Hoge Raad 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:587
Het gerechtshof Amsterdam heeft het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 209.123,- en de betrokkene ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 204.123,-.
Omtrent het vervolgprofijt heeft het Hof, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen en beslist:
"Wederrechtelijk verkregen voordeel
10 verscheepte auto's x € 18.267,45 (wederrechtelijk verkregen voordeel per auto) = € 182.674,50.
Vervolgprofijt
De advocaat-generaal heeft nadere financiële gegevens overgelegd van twee in beslag genomen bedragen, te weten € 3.330,- en € 2.355,-, welke bedragen respectievelijk € 1.158,99 en € 886,64 rente hebben gegenereerd (in totaal € 2.045,63). Naar het oordeel van de advocaat-generaal dient dit bedrag als vervolgprofijt te worden ontnomen.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat dit bedrag van € 2.045,63 als vervolgprofijt kan worden ontnomen.
Naar het oordeel van het hof dient daarnaast de forfaitaire rente van 2% (rentemaatstaf) over het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 182.674,50 minus de beslagen bedragen van € 5.685,00 te worden ontnomen.
Het hof hanteert schattenderwijs als redelijke rentemaatstaf een percentage van 2% per jaar; hetgeen bezien over de gehele periode (van afgerond 8,5 jaren x 2% x € 176.989,50 neerkomt op een totaal bedrag (afgezien van rente over rente) van € 30.088,22, welk bedrag de veroordeelde aan rente heeft kunnen (doen) genereren dan wel aan rente heeft kunnen besparen (door geen geld te hoeven lenen).
Het totaalbedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel komt dan uit op afgerond € 209.123,00."
Middel
Het middel keert zich tegen het oordeel van het Hof dat tot het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel behoort een bedrag ter zake van forfaitaire rente.
Beoordeling Hoge Raad
Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient, gelet op het reparatoire karakter van de maatregel als bedoeld in art. 36e Sr, te worden uitgegaan van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Gelet hierop geeft het oordeel van het Hof dat de forfaitaire rente van een bedrag van € 30.088,22 over het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 182.674,50 minus de beslagen bedragen van € 5.685,- kan worden ontnomen omdat de betrokkene dit bedrag "aan rente heeft kunnen (doen) genereren dan wel aan rente heeft kunnen besparen (door geen geld te hoeven lenen)", blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het middel slaagt.
De Hoge Raad zal om redenen van doelmatigheid zelf de zaak afdoen door de door het Hof vastgestelde betalingsverplichting te verminderen met het bedrag van € 30.088,22 dat aan vervolgprofijt in de vorm van forfaitaire rente is ontnomen. Uitgaande van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 209.123,- en het door het Hof in verband met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM op de betalingsverplichting in mindering gebrachte bedrag van € 5.000,- zal worden bepaald dat de aan de betrokkene opgelegde verplichting tot betaling aan de staat een bedrag van € 174.034,78 bedraagt.
Lees hier de volledige uitspraak.