Ontneming: voordeel bestaat uit de kosten die zijn bespaard door als hovenier het tuinafval op illegale wijze te storten
/Rechtbank Amsterdam 6 november 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5848
Veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 oktober 2020 ter zake van het volgende strafbare feit veroordeeld: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.2 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
De overtreding betreft het zich opzettelijk ontdoen van afval buiten een inrichting, gepleegd in de periode van 1 oktober 2015 tot 3 mei 2017. Het betreft vier stortingen van voornamelijk snoei- en tuinafval die zijn aangetroffen op 5 oktober 2015, 19 november 2015, 24 november 2016 en 3 mei 2017.
Uit de stukken van de strafzaak is de rechtbank gebleken van de volgende feiten, soortgelijk aan het feit waarvoor veroordeelde bij voornoemd vonnis is veroordeeld.
De soortgelijke feiten betreffen veertien afvalstortingen van voornamelijk snoei- en tuinafval die zijn aangetroffen op 8 juni 2015, 29 augustus 2015, 1 september 2015, 4 september 2015, 11 september 2015, 15 september 2015, 24 september 2015, 29 september 2015, 8 november 2015, 24 april 2016, 15 oktober 2016, 15 november 2016, 20 november 2016 en 25 april 2017.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er voldoende aanwijzingen dat ook deze feiten door veroordeelde zijn begaan. De rechtbank overweegt als volgt. Het betreft veertien afvalstortingen die in dezelfde omgeving, de woon- en werkomgeving van veroordeelde, en in dezelfde periode zijn aangetroffen als de stortingen van het bewezen verklaarde feit. De stortingen betreffen telkens snoei- en tuinafval. Afval dat ontstaat bij de werkzaamheden van veroordeelde als hovenier. Voor een deel van de stortingen geldt dat er een directe link is met veroordeelde, omdat zijn auto vlak voor het aantreffen van het afval in de directe omgeving van de storting is geweest en veroordeelde heeft verklaard dat hij voor 99 procent gebruik maakte van zijn auto. Veroordeelde heeft deze feiten niet bekend.
Deze feiten zijn strafbaar en leveren op: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.2 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel acht geslagen op het onderliggende proces-verbaal naam, het proces-verbaal naam ontneming en het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 26 juli 2019.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat veroordeelde geen voordeel heeft genoten omdat hij de kosten voor het verwerken van het afval niet heeft doorberekend aan zijn cliënten. De rechtbank verwerpt dit verweer. Veroordeelde heeft immers juist voordeel genoten, omdat hij kosten heeft bespaard door het afval niet op de juiste wijze te laten verwerken maar in plaats daarvan illegaal te storten.
De rechtbank gaat bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de berekening in voornoemd rapport (pag. 6 tot en met 8). Bij de berekening van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel is alleen rekening gehouden met de stortingskosten die veroordeelde heeft bespaard door zich op illegale wijze te ontdoen van het afval. Om de hoogte van deze bespaarde kosten vast te stellen is bij twee bedrijven waar veroordeelde regelmatig zijn afval brengt geïnformeerd naar de verwerkingskosten van afval. Bij de berekening van de kosten is vervolgens uitgegaan van de tarieven die deze bedrijven hebben doorgegeven. Bij de partijen die het illegale afval hebben opgeruimd is geïnformeerd naar de omvang van het aangetroffen afval. Met deze informatie is de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gemaakt. Uit het dossier en verhandelde ter zitting is niet gebleken dat veroordeelde kosten heeft gemaakt om de strafbare feiten te plegen. In de berekening is dan ook geen rekening gehouden met kosten die hij zou hebben gemaakt. De rechtbank vindt de berekening reëel en mogelijk aan de lage kant. Bij de berekening is immers helemaal geen rekening gehouden met eventuele bedragen die veroordeelde in rekening heeft gebracht bij zijn klanten voor het afvoeren van het afval.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde door middel van voornoemde strafbare feiten voordeel verkregen dat de rechtbank schat op € 2.207,78.
De rechtbank ontleent deze schatting aan de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Lees hier de volledige uitspraak.