Ontnemingsbeslissing in Emerald-zaak
/Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten 23 december 2021, ECLI:NL:OGEAM:2021:138
In de zaak Emerald zijn meerdere verdachten, waaronder een parlementariër, veroordeeld voor onder meer het onjuist doen van aangiften van de inkomstenbelasting en omzetbelasting. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten heeft Mark Mingo, de voormalige CEO van het Havenbedrijf Sint Maarten, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 46 maanden wegens valsheid in geschrift en oplichting van het Havenbedrijf voor ongeveer 10 miljoen dollar. Ook is hem voor een termijn van zes jaar verboden te werken als bestuurder van een overheidsbedrijf. Zijn medeverdachte, een Sint Maartense zakenman die zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan vuurwapenbezit, belastingfraude en het omkopen van een parlementslid, kreeg een gevangenisstraf van 66 maanden. Het parlementslid werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden voor het aannemen van 370.000 dollar als beloning voor politieke steun voor een baggerproject, en voor belastingfraude. Daarnaast is hij voor een periode van 5 jaar ontzet uit het passief kiesrecht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting aan de hand van haar schriftelijke requisitoir dat zich in het dossier bevindt, gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van USD 4.989.599,75.
De officier van justitie heeft voorgerekend dat zij hierbij uitgaat van een door de verdachte en zijn voor hetzelfde feitencomplex eveneens veroordeelde mededader medeverdachte 1 wederrechtelijk verkregen voordeel van USD 6.828.942 voor de onder 1 en 2 en 3 ten laste gelegde feiten en van een wederrechtelijk verkregen voordeel van USD 3.150.257,50 voor het onder 4 ten laste gelegde feit, zijnde in totaal een bedrag van USD 9.979.199,50.
Op deze opbrengst worden als kosten in mindering gebracht de steekpenningen die zijn betaald aan medeverdachte 2 te weten USD 370.000. Gelet daarop komt het voordeel uit op een bedrag van USD 9.979.199,50 – USD 370.000 = USD 9.609.199,50. Nu niet vaststaat aan wie welk deel van dit bedrag ten goede is gekomen nu de veroordeelde daarover niet heeft willen verklaren, wordt het voordeel ponds-ponds gewijs aan veroordeelde en aan medeverdachte 1 toegerekend, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde verdachte bedraagt USD 4.989.599,75.
Oordeel van het gerecht
De maatregel van ontneming van wederrechtelijk voordeel strekt ertoe te bereiken dat de veroordeelde in de vermogenspositie wordt gebracht die zou hebben bestaan indien hij niet onrechtmatig had gehandeld.
Het gerecht is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van de bewezenverklaarde feiten waarvoor hij is veroordeeld bij vonnis van 29 januari 2020, wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
272 valse facturen
Een onderdeel van het voordeel bedraagt USD 6.828.942. Dit voordeel is gebaseerd op de in de administratie van bedrijf 1 tijdens de huiszoeking op 28 november 2016 in totaal 272 aangetroffen facturen, afkomstig van zeven verschillende constructiebedrijven. Deze facturen zijn door verdachte namens bedrijf 1 ter uitbetaling geaccordeerd, terwijl de bedrijven bedrijf 2, bedrijf 3 en bedrijf 4, die volgens de vermeldingen op de facturen door genoemde constructiebedrijven zouden zijn geassisteerd bij hun eigen werkzaamheden voor bedrijf 1, hebben aangegeven deze bedrijven in het geheel niet te kennen, dan wel dat deze bedrijven hun geen assistentie hebben verleend. Het gerecht heeft mede op grond daarvan geconcludeerd dat tegenover deze stroom van facturen geen of in slechts zeer beperkte mate werkzaamheden zijn verricht en dat deze facturenstroom in gang werd gehouden door de onderlinge samenwerking tussen medeverdachte 1 en verdachte.
Op deze manier hebben zij bedrijf 1 voor een bedrag van in totaal USD 6.828.942 opgelicht, welk bedrag ook daadwerkelijk door bedrijf 1 is uitbetaald.
Omdat de veroordeelde zelf heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan enig strafbaar feit en hij evenmin ter zitting in de ontnemingsprocedure is verschenen om verweer te voeren, oordeelt het gerecht bij gebreke van overige, uit het dossier of uit het verhandelde ter terechtzitting te destilleren aanknopingspunten – bijvoorbeeld op grond van de rollen die veroordeelde en medeverdachte 1 hebben vervuld of op grond van aangetroffen bezittingen - waaruit blijkt aan wie welk bedrag ten goede is gekomen, dat het tezamen en in vereniging wederrechtelijk verkregen voordeel ponds-pondsgewijs aan beiden ten goede is gekomen. Dit betekent dat de helft van het bedrag aan de veroordeelde als wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden toegerekend. Dit is USD 3.414.471. Omgerekend naar NAf tegen een koers van 1,8 levert dit een bedrag op van afgerond Naf 6.146.047.
Bedrijf 3 betalingen
Een ander onderdeel van het voordeel betreft het bedrag van USD 3.150.257,50. Dit bedrag is blijkens de administratie van bedrijf 3 in de periode van 2012 tot en met maart 2014 overgemaakt aan de bedrijven van medeverdachte 1. Een precieze opsomming van deze betalingen staat vermeld in document D-2151. Deze betalingen zijn gerelateerd aan de consultancy en agency overeenkomsten die bedrijf 3 met medeverdachte 1 heeft gesloten. De verklaringen van medewerker 1 van bedrijf 3 en medewerker 2 van bedrijf 3 van bedrijf 3 houden in dat zij dit bedrag hebben doorbelast aan bedrijf 1, verdisconteerd in onder meer mobilisatiekosten en general conditions, terwijl in werkelijkheid deze bedragen werden gebruikt om medeverdachte 1 te betalen. De verklaringen van de medewerkers 1 en 2 van bedrijf 3 houden voorts in dat deze bedragen aan medeverdachte 1 betaald moesten worden onder meer om de baggercontracten met bedrijf 1 te verkrijgen, hetgeen ook is gebeurd.
Het gerecht heeft overwogen dat verdachte heeft ontkend iets te weten van deze betalingen door bedrijf 3 aan medeverdachte 1, maar dat medeverdachte 1 zijn toezeggingen alleen kon waarmaken als hij zich verzekerd wist van de medewerking van verdachte, die als hoogste baas van bedrijf 1 de baggercontracten met bedrijf 3 tekende. Hieruit leidt het gerecht af dat medeverdachte 1 en verdachte hebben samengewerkt bij het oplichten van bedrijf 1 en dat zij dus beiden wederrechtelijk verkregen voordeel hebben verkregen. Omdat de veroordeelde zelf heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan enig strafbaar feit en hij evenmin ter zitting in de ontnemingsprocedure is verschenen om verweer te voeren, oordeelt het gerecht bij gebreke van overige, uit het dossier of uit het verhandelde ter terechtzitting te destilleren aanknopingspunten – bijvoorbeeld op grond van de rollen die veroordeelde en medeverdachte 1 hebben vervuld of op grond van aangetroffen bezittingen - waaruit blijkt aan wie welk bedrag ten goede is gekomen, dat ook dit tezamen en in vereniging wederrechtelijk verkregen voordeel ponds-pondsgewijs aan beiden ten goede is gekomen. Dit is voor veroordeelde een bedrag van USD 1.575.128,75. Omgerekend naar NAf tegen een koers van 1,8 levert dit een bedrag op van afgerond Naf 2.835.231.
Hoewel dit niet door de veroordeelde is aangevoerd, zal het gerecht, net als de officier van justitie, de betalingen aan medeverdachte 2 van in totaal USD 370.000 als kosten in mindering brengen op dit genoten voordeel, nu het gerecht ervan uitgaat dat dit bedrag aan hem is betaald in ruil voor zijn medewerking om het baggerproject van bedrijf 3 op gang te krijgen. Het gerecht baseert dit op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant TBO 16048 van 9 februari 2018 dat als bijlage 5 bij het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel is gevoegd. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, dat veroordeelde in een e-mail van 13 juli 2012 medeverdachte 2 op de hoogte stelt van het feit dat de overmaking aan bedrijf 3 inzake de mobilisatie/aanbetalingstransactie op die dag is uitgevoerd. Op 30 juli 2012 ontvangt medeverdachte 1 van bedrijf 3 een bedrag van USD 180.000 en op dezelfde dag maakt medeverdachte 1 dit bedrag over naar de bankrekening van medeverdachte 2. Op 20 december 2012 ontvangt medeverdachte 1 van bedrijf 3 een bedrag van USD 190.000 en op dezelfde dag maakt medeverdachte 1 dit bedrag over naar medeverdachte 2. Hieruit leidt het gerecht af dat in verband met de hulp bij de verkrijging van het baggercontract door bedrijf 3 steekpenningen zijn betaald ter hoogte van USD 370.000, zodat deze als kosten van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgetrokken moeten worden. Omgerekend naar NAf met een koers van 1,8 is dat een bedrag van Naf 666.000.
Aldus stelt het gerecht vast dat in totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel is genoten:
Naf 6.146.047 plus Naf 2.835.231 = Naf 8.981.278.
Daarvan dient afgetrokken te worden de kosten ad Naf 666.000.
De som van deze bedragen is afgerond NAf 8.315.278
Gelet op al het voorgaande schat het gerecht het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van NAf 8.315.278.
Lees hier de volledige uitspraak.