Ontnemingsvordering van 6 miljoen euro na veroordeling voor uitvoer gasturbine onderdelen naar Iran
/Het Openbaar Ministerie heeft in de rechtbank in Maastricht geëist dat twee veroordeelde bedrijven en de leidinggevende in totaal 5.940.398,34 euro betalen aan de staat. De rechtbank veroordeelde de verdachten in februari 2019 voor het in strijd met de regels uitvoeren van gasturbine onderdelen naar Iran.
Betrokkenen zijn in de strafzaak in eerste aanleg door de rechtbank bij vonnissen van 18 februari 2019 veroordeeld voor deelneming aan een criminele organisatie, exportcontroledelicten, valsheid in geschrift en het afleveren van valse geschriften.
Kort samengevat komt een en ander er op neer dat een bedrijf uit Venlo voornemens was (gasturbine)onderdelen te leveren aan bedrijven in Iran. Dat mocht niet, omdat de onderdelen dual use goederen waren. Dual use goederen kunnen onder meer worden gebruikt bij de productie van massavernietigingswapens. Deze goederen mochten dus niet zonder vergunning naar Iran. Na weigering door de Nederlandse autoriteiten van de benodigde vergunning of door in het geheel geen vergunning aan te vragen, heeft het bedrijf de door haar ingekochte goederen geleverd aan een (op papier) tussengeschoven in het buitenland gevestigde derde. Die leverde dezelfde goederen met een geringe marge door aan een dochteronderneming van het Nederlandse bedrijf in Iran. De werkelijke levering werd versluierd door een factuurstroom via derden op te zetten.
‘Financiële belangen van bedrijf boven internationale wetgeving’
De Rechtbank zegt in haar vonnis: “Het kan en mag niet zo zijn dat individuele (financiële) belangen van een onderneming of personen gesteld worden boven internationale en nationale wetgeving, in feite boven het waarborgen van de internationale veiligheid. De afweging of (dual-use-)goederen naar Iran kunnen worden uitgevoerd is niet aan verdachte of zijn medeverdachten maar dient juist te worden beoordeeld door de Nederlandse autoriteiten. Door dit systeem te ondermijnen en slinkse wegen te zoeken om de goederen toch in Iran te krijgen, hebben verdachte en zijn medeverdachten strafbare feiten gepleegd.”
Berekening genoten voordeel strafbare feiten
Het OM heeft het voordeel dat de betrokkenen hebben verkregen door strafbare feiten te plegen berekend. Het voordeel is de opbrengst minus de directe kosten die het bedrijf heeft gemaakt met het plegen van de strafbare feiten of andere feiten waarvan er aanwijzingen bestaan dat die door verdachten zijn begaan. De onderzoeksperiode betreft de periode vanaf 2 januari 2008 tot 6 april 2010. Voor de berekening is gebruik gemaakt van de bedrijfsadministratie. In de gevallen dat een transactie niet of niet volledig in de financiële administratie van betrokkenen was opgenomen, zijn de inkopen, direct toerekenbare kosten en opbrengsten mede bepaald aan de hand van de op deze transactie betrekking hebbende overige documenten. Zoals de verkoop- en kostenfacturen en bankgegevens die in de bedrijfsadministratie zijn aangetroffen.
Het voordeel uit de exportdelicten is in eerste instantie terecht gekomen bij de bedrijven. Behalve beide rechtspersonen is ook de leidinggevende in de ontnemingsprocedure betrokken. Reden is dat het gezamenlijke voordeel van de bedrijven uiteindelijk ook bij hem terecht gekomen is. Het OM eist primair dat het ene bedrijf uit Venlo 644.103,68 euro betaalt en het andere bedrijf moet 5.296.294,66 euro betalen als het aan het OM ligt. Indien het voordeel bij de leidinggevende terecht is gekomen, dient hij het totale bedrag van 5.940.398,34 euro te betalen aan de staat.
De rechtbank doet over maximaal zes weken uitspraak.
Bron: OM