Meldkamergesprek valt onder medisch beroepsgeheim op grond waarvan verpleegkundig centralist het verschoningsrecht toekomt en haar werkgever het afgeleid verschoningsrecht
/Rechtbank Den Haag 7 november 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:12607
Op 8 mei 2019 omstreeks 11.00 uur werd in de woning aan de adres te Den Haag het (naar later bleek) levenloze lichaam van de 91-jarige slachtoffer (hierna: het slachtoffer) aangetroffen door haar dochter slachtoffer en de thuiszorgmedewerkster meldster (hierna: meldster of meldster). Meldster heeft het alarmnummer 112 gebeld en zij heeft op aanwijzingen van klager 1, verpleegkundige werkzaam bij de klager 2, het lichaam van het slachtoffer verplaatst en haar gereanimeerd. De ter plaatse gekomen huisarts heeft een natuurlijk overlijden ‘afgegeven’. Enkele dagen later heeft de patholoog na een uitgevoerde gerechtelijke sectie op het lichaam van het slachtoffer geconcludeerd dat zij door een misdrijf om het leven is gekomen. Op 14 mei 2019 is door de politie een onderzoek gestart naar het overlijden van het slachtoffer en naar de diefstal van haar sieraden.
In het proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking gevoelige gegevens ex artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 28 mei 2019 staat dat het voor het onderzoeksteam noodzakelijk is om het meldkamergesprek van de Meldkamer Ambulancedienst te verkrijgen en te beluisteren in verband met het vaststellen van de tijdlijn van het slachtoffer en in verband met mogelijke relevante informatie welke tijdens het meldkamergesprek door de meldster wordt gegeven. Tevens is het van belang om de informatie van de melding te verifiëren met de afgelegde verklaringen. Doordat de woning na het overlijden niet gelijk als plaats delict is behandeld heeft het onderzoeksteam niet kunnen vast stellen hoe het slachtoffer is aangetroffen en zijn er mogelijk sporen verloren gegaan. Het is daarom van groot belang dat het gesprek met de meldkamer verkregen en beluisterd wordt om zo meer informatie te verkrijgen over hoe het slachtoffer is aangetroffen en welke handelingen door de meldster zijn verricht.
De rechter-commissaris heeft op 29 mei 2019, op schriftelijke vordering van de officier van justitie, een machtiging ex artikel 126nf Sv verleend tot het vorderen van de “Geluidsopname meldkamergesprek op 8 mei 2019 te 10:59:30 uur (na doorschakeling) met telefoonnummer” (hierna ook: de geluidsopname of het 112-gesprek of het meldkamergesprek) van de Meldkamer Ambulancedienst Den Haag. De heer naam, Hoofd klager 2, heeft geweigerd aan de vordering van de officier van justitie te voldoen, omdat de verpleegkundig centralist, klager 1, zich wil beroepen op haar verschoningsrecht. Op verzoek van de rechter-commissaris heeft naam op 19 augustus 2019 een encrypted gegevensdrager, met daarop de gevorderde geluidsopname, aan de rechter-commissaris verstrekt, zodat deze kan beoordelen of het verschoningsrecht moet worden doorbroken in het belang van de waarheidsvinding.
Bij beslissing van 28 augustus 2019 heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat het beroep op het verschoningsrecht door de verpleegkundig centralist dient te wijken voor het belang van de waarheidsvinding, nu die waarheidsvinding onvoldoende lijkt gewaarborgd zonder de geluidsopname. De rechter-commissaris heeft in aanmerking genomen dat de inhoud van het 112-gesprek informatie kan opleveren over de wijze waarop het stoffelijk overschot van het slachtoffer is aangetroffen en over de handelingen die door de meldster zijn verricht. Ook heeft de rechter-commissaris in aanmerking genomen de ernst van de verdenking (een levensdelict), de plicht van de Staat op grond van artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens om effectief en onafhankelijk onderzoek naar deze verdenking te doen en de maatschappelijke onrust die over de verdenking is ontstaan, waaraan ook media-aandacht is gewijd. Hetgeen de geluidsopname aan informatie zou kunnen verschaffen kan niet op andere, minder ingrijpende, wijze verkregen worden, aldus de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris heeft beslist dat de officier van justitie mag kennisnemen van de geluidsopname nadat deze beslissing van de rechter-commissaris onherroepelijk is geworden. Tot die tijd blijft de envelop met de gegevensdrager bij de rechter-commissaris.
Het klaagschrift, ingekomen op 2 oktober 2019 ter griffie van deze rechtbank, is gericht tegen deze beslissing van de rechter-commissaris. Het beklag strekt ertoe dat het beroep op het verschoningsrecht wordt gehonoreerd en dat de envelop met de gegevensdrager, zonder dat van de inhoud daarvan door de officier van justitie wordt kennisgenomen en zonder dat daarvan een kopie wordt gemaakt, per direct in handen van de klager 2 wordt gesteld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende door de officier van justitie aan de rechtbank en de raadsman ter beschikking gestelde processen-verbaal van de politie eenheid Den Haag:
proces-verbaal van verhoor getuige meldster (proces-verbaalnummer: PL1500-2019127995-3) d.d. 12 mei 2019;
proces-verbaal van verhoor getuige meldster (proces-verbaalnummer: 38) d.d. 16 mei 2019;
proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking gevoelige gegevens (proces-verbaalnummer: 136) d.d. 28 mei 2019;
proces-verbaal van bevindingen, toestemming 112 meldster (proces-verbaalnummer: 288) d.d. 18 oktober 2019;
proces-verbaal van bevindingen, 112 melding CPA (proces-verbaalnummer: 289) d.d. 22 oktober 2019;
proces-verbaal van bevindingen, toestemming familie voor opvragen 112 melding CPA (proces-verbaalnummer: 292) d.d. 25 oktober 2019.
Standpunt klaagster
De raadsman heeft, samengevat, aangevoerd dat de geluidsopname onder het medisch beroepsgeheim valt. Klaagster is BIG-geregistreerd verpleegkundige en op haar rust daardoor een geheimhoudingsplicht met een daaraan gekoppeld verschoningsrecht als bedoeld in artikel 218 Sv. De klager 2, werkgever van klaagster en als zorginstelling houder van het medisch dossier, geldt als afgeleid verschoningsgerechtigde. Of een bepaald document onder de geheimhoudingsplicht valt, wordt in beginsel beoordeeld door de tot verschoning bevoegde persoon en dient door politie en justitie te worden gerespecteerd.
Er is geen sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden die het belang van waarheidsvinding zwaarder kunnen doen wegen dan het beroep op het verschoningsrecht. De geluidsopname zal niet bijdragen aan het opsporen van de identiteit van de verdachte. De informatie die met de geluidsopname kan worden verkregen, kan ook op andere minder ingrijpende wijze worden verkregen. Meldster heeft kort na de gebeurtenis een gedetailleerde verklaring afgelegd over hoe zij het lichaam van het slachtoffer heeft aangetroffen, wat zij met de verpleegkundige tijdens het 112-gesprek heeft besproken en welke handelingen zij op het lichaam heeft verricht. Meldster wordt niet als verdachte aangemerkt en er zijn geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. De dochter van het slachtoffer, de eerste persoon die het slachtoffer heeft aangetroffen, kan gehoord worden over de oorspronkelijke positie waarin het slachtoffer lag. Ook klaagster kan als getuige worden gehoord; zij kan per vraag de afweging maken om zich al dan niet op haar verschoningrecht te beroepen.
De onderbouwing van de vordering van de officier van justitie voldoet bovendien niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Openbaarmaking van de geluidsopname is niet (meer) nodig voor het onderzoek. Immers, volgens de officier van justitie zijn talloze getuigen gehoord en is meermalen uitvoerig forensisch onderzoek in de woning verricht. Meldster heeft een uitvoerige getuigenverklaring afgelegd. De rechter-commissaris is in haar beslissing niet ingegaan op de gerechtvaardigde privacybelangen van klaagster. Ook het maatschappelijk belang dat mensen zonder risico op bekendmaking kunnen bellen met 112, moet worden meegewogen. Schending van het beroepsgeheim dient doelmatig en proportioneel te zijn en deze afweging wordt gemaakt door klaagster. Dat uit de geluidsopname mogelijk aanvullende informatie blijkt over het precieze aantreffen van het slachtoffer, is te gering om het verschoningsrecht te doorbreken. Een doorbreking van het beroepsgeheim leidt mogelijk tot tuchtrechtelijke consequenties voor klaagster klager 1. De vermeende toestemming van meldster en de dochters van het slachtoffer brengen geen verplichting mee tot verstrekking van gevoelige informatie.
Klagers handhaven het beroep op het verschoningsrecht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het meldkamergesprek onder het medisch beroepsgeheim valt en in beginsel ook onder het verschoningsrecht. Er is sprake van uitzonderlijke omstandigheden die ertoe moeten leiden dat het belang van de waarheidsvinding zwaarder weegt dan het belang van het verschoningsrecht. Nu het meldkamergesprek is gevoerd vlak nadat meldster het lichaam van het slachtoffer aantrof, kan uit dat gesprek blijken hoe meldster het slachtoffer precies aantrof. De getuigenverklaringen van meldster zijn geruime tijd na het voeren van het meldkamergesprek afgelegd; meldster wordt niet als verdachte aangemerkt en er is geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. De reële mogelijkheid bestaat dat in het meldkamergesprek dingen zijn gezegd over het precieze aantreffen van het slachtoffer die in de getuigenverklaringen niet – of wellicht in verband met het tijdsverloop – anders aan de orde zijn geweest. Het meldkamergesprek zou hier meer informatie over kunnen geven en is dan ook onmisbaar voor het aan de dag brengen van de waarheid.
Het grootschalige onderzoek heeft nog niet geleid tot een verdachte. Er is meermalen uitvoerig forensisch onderzoek in de woning van het slachtoffer verricht, maar dit werd ernstig bemoeilijkt, omdat de woning geen ‘ongestoord PD’ betrof, nu de woning de dagen na het overlijden van het slachtoffer door diverse mensen was betreden en schoongemaakt. Ook zijn er talloze getuigen gehoord, waaronder beide dochters van het slachtoffer. Uit de verklaring van de dochter die haar moeder heeft aangetroffen, blijkt dat zij de woning inging, haar moeder zag liggen en meteen de woning heeft verlaten, zodat zij niet heel goed heeft gezien hoe het slachtoffer lag. Het is van belang om de getuigenverklaringen te kunnen toetsen aan objectief bewijs. Klaagster is niet als getuige gehoord, omdat er van wordt uitgegaan dat zij zich op alle vragen op haar verschoningsrecht zal beroepen.
Gelet op het karakter van deze beklagprocedure en in het belang van het onderzoek in de moordzaak zijn de verklaring van de dochter van het slachtoffer en het proces-verbaal van verdenking met nummer niet gevoegd in deze procedure.
De zaak is meermalen aan de orde geweest in het programma Opsporing Verzocht en er is veel media-aandacht geweest.
Meldster en de twee dochters van het slachtoffer hebben geen bezwaar tegen het opvragen van het bewuste meldkamergesprek. Verondersteld kan worden dat het overleden slachtoffer toestemming zou hebben gegeven voor het opvragen indien zij nog in leven was geweest.
Het opvragen van het meldkamergesprek gaat veel minder ver dan bijvoorbeeld het opvragen van een geheel medisch dossier. De aard en de omvang van de inbreuk die het verstrekken van de geluidsopname zal maken op het medisch beroepsgeheim is beperkt. Op de Staat rust de verplichting tot het doen van een effectief en onafhankelijk onderzoek wanneer sprake is van het overlijden van een patiënt en wanneer de verdenking ter zake van een levensdelict is gerezen (artikel 2 EVRM). Het belang van de waarheidsvinding prevaleert boven het belang van het verschoningsrecht, mede getoetst aan de beginselen van proportionaliteit en de subsidiariteit.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag.
Het oordeel van de rechtbank
Met de rechter-commissaris, klagers en het openbaar ministerie is de rechtbank van oordeel dat het meldkamergesprek onder het medisch beroepsgeheim valt op grond waarvan klaagster het verschoningsrecht toekomt en de klager 2 het afgeleid verschoningsrecht.
Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde, om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden.
Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad is het medisch beroepsgeheim niet absoluut. Er kunnen zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt – ook ten aanzien van hetgeen aan de verschoningsgerechtigde als zodanig is toevertrouwd – moet prevaleren boven het verschoningsrecht. Beantwoording van de vraag welke omstandigheden als zeer uitzonderlijk moeten worden aangemerkt, is niet in een algemene regel te vatten. Voor het oordeel dat van zodanige omstandigheden – en derhalve van een uitzondering op de hoofdregel met betrekking tot het verschoningsrecht – sprake is, gelden zware motiveringseisen.
Dat de dochters van het slachtoffer en meldster toestemming hebben gegeven voor het vrijgeven van het meldkamergesprek is ook geen omstandigheid die het verschoningsrecht doorbreekt. Ten eerste betreft het geen toestemming van degene wiens medische informatie in het meldkamergesprek is besproken, te weten het slachtoffer. Ten tweede, geldt ook bij toestemming van degene wiens medische informatie het betreft, onverkort de hiervoor vermelde toets.
De ernst van het gepleegde strafbare feit (een levensdelict dat over het algemeen in de maatschappij grote ophef veroorzaakt), media-aandacht en de omstandigheid dat het grootschalige onderzoek nog niet tot een verdachte heeft geleid, zijn naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden die onvoldoende zwaar wegen om te kunnen spreken van zeer uitzonderlijke omstandigheden die het verschoningsrecht kunnen doorbreken.
Uit de thans door de officier van justitie aan de rechtbank ter beschikking gestelde processen-verbaal van politie en de door de officier van justitie in raadkamer gegeven toelichting kan niet zonder meer geconcludeerd worden dat informatie die mogelijk uit het meldkamergesprek kan worden verkregen onmisbaar is voor het aan de dag brengen van de waarheid. Meldster heeft binnen enkele dagen na het aantreffen van het slachtoffer twee gedetailleerde verklaringen afgelegd over hoe zij het slachtoffer heeft aangetroffen en welke handelingen zij op aanwijzingen van de centralist verpleegkundige op het lichaam van het slachtoffer heeft verricht. De officier van justitie heeft benadrukt dat zij deze verklaringen betrouwbaar acht. Ook zijn er, zo stelt de officier van justitie, nog andere getuigen gehoord, waaronder de dochter van het slachtoffer die het slachtoffer heeft gevonden. Deze getuigenverklaringen zijn echter niet aan de rechtbank ter beschikking gesteld, zodat zij deze ook niet kan betrekken in haar afweging.
Bovendien is niet gebleken dat informatie die mogelijk uit het meldkamergesprek kan worden verkregen niet ook op een andere, minder ingrijpende, wijze kan worden verkregen, zodat de rechtbank evenmin op die grond tot doorbreking van het beroepsgeheim komt.
In dat verband overweegt de rechtbank dat klaagster klager 1 op haar beurt als getuige gehoord zou kunnen worden over het gevoerde meldkamergesprek, waarbij zij per vraag de afweging kan maken of zij zich al dan niet op haar verschoningrecht wil beroepen. Ook zou bijvoorbeeld aan klaagster klager 1 toestemming gevraagd kunnen worden voor gedeeltelijke vrijgave van de geluidsopname, al dan niet via een schriftelijke uitwerking daarvan, waarbij die gedeelten van het gesprek die volgens klaagster niet onder haar beroepsgeheim vallen, of ten aanzien waarvan zij zich niet (langer) op het verschoningsrecht beroept, ter beschikking van de officier van justitie worden gesteld. Er zijn dan ook op dit moment nog alternatieve mogelijkheden voor de officier van justitie om informatie die mogelijk uit het meldkamergesprek kan worden verkregen, op minder ingrijpende wijze te verkrijgen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van het verschoningsrecht bij deze stand van zaken zwaarder weegt dan het belang van de waarheidsvinding op de gronden zoals aangevoerd door de officier van justitie.
De rechtbank honoreert daarom het beroep op het (afgeleide) verschoningsrecht en zal het beklag van klagers gegrond verklaren, zodat de officier van justitie vooralsnog geen kennis mag nemen van het onderhavige meldkamergesprek.
De rechtbank acht het in het licht van het bovenstaande aangewezen dat de envelop met de gegevensdrager bij de rechter-commissaris blijft en zij zal het verzoek deze in handen te stellen van de klager 2 dan ook afwijzen.
Lees hier de volledige uitspraak.