Opgelegde geldboete voor witwassen, waarvan hoogte is bepaald door omvang w.v.v. van verdachte, toereikend gemotiveerd?

Hoge Raad 16 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:594

Bij arrest van 15 juni 2017 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, het vonnis van de rechtbank van 10 november 2016 vernietigd ten aanzien van de strafoplegging en voor het overige bevestigd. De verdachte is wegens witwassen, meermalen gepleegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen, waarvan 88 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr, een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis en een geldboete van € 16.500, subsidiair 117 dagen hechtenis. Ten slotte heeft het hof de teruggave aan de verdachte gelast van een in beslag genomen geldbedrag.

Het Hof heeft de verdachte onder meer veroordeeld tot een geldboete van € 16.500. Het heeft ten aanzien van de hoogte van deze geldboete het volgende overwogen:

"De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft in de periode van 28 juli 2016 tot en met 1 augustus 2016 geldbedragen van € 4.900, € 5.420 en € 6.200 witgewassen. Die geldbedragen zijn telkens gestort op de bankrekening van verdachte en kort daarna in gedeelten opgenomen van zijn bankrekening. Verdachte is herkend op camerabeelden van de stortingen en opnamen als de man die de geldbedragen op zijn bankrekening heeft gestort. Alle contante stortingen op de bankrekening van verdachte betroffen met inkt besmeurde bankbiljetten. Het is evident dat de met inkt besmeurde bankbiljetten afkomstig waren uit enig misdrijf, zoals een plofkraak waarbij een inktpatroon in de geldcassette is geactiveerd om het buitgemaakte geld te markeren. Door de vervuilde bankbiljetten om te wisselen in schone bankbiljetten heeft verdachte de criminele herkomst van de geldbedragen doelbewust verhuld. Het valt verdachte aan te rekenen dat hij daarmee van ernstige criminaliteit heeft geprofiteerd.

In het nadeel van verdachte wordt tevens in aanmerking genomen dat hij op geen enkele wijze openheid van zaken heeft willen geven en geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen. In het voordeel van verdachte weegt mee dat hij niet eerder is veroordeeld door de strafrechter.

Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf van 130 dagen met aftrek, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren, passend en geboden. Vanwege de houding van verdachte, de hoogte van de witgewassen bedragen en de relatie met ernstige strafbare feiten, is een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden, waarbij het hof de hoogte van het onvoorwaardelijke deel op hetzelfde aantal dagen stelt als dat de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

Daarnaast acht het hof oplegging van een geldboete van € 16.500 op zijn plaats. Verdachte heeft een groot bedrag witgewassen. De door de rechtbank opgelegde straf en de (nog lagere) door het Openbaar Ministerie geëiste straf acht het hof onvoldoende afschrikwekkend om recidive te voorkomen. Verdachte heeft gehandeld uit financiële motieven. Het besef dat uit financieel gewin gepleegde criminaliteit in geval van strafvervolging niet lonend is, kan bij verdachte of anderen de prikkel wegnemen om zich (opnieuw) schuldig te maken aan strafbare feiten. Bij de keuze om een geldboete op te leggen is in aanmerking genomen dat niet is aangekondigd dat tegen verdachte een ontnemingsvordering aanhangig wordt gemaakt en dat de financiële draagkracht van verdachte, zoals die het hof is gebleken, niet aan het opleggen van de geldboete in de weg staat. Vaststaat dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten de beschikking heeft gehad over de door hem witgewassen geldbedragen. In de woning waarin verdachte woonde zijn op verschillende plaatsen (waaronder de slaapkamer van verdachte) grote hoeveelheden contant geld aangetroffen. Verdachte heeft zelf niet verklaard over de herkomst en bestemming van de door hem witgewassen geldbedragen. Het dossier bevat geen aanknopingspunten om vast te stellen dat verdachte niet meer de beschikking heeft over die geldbedragen en ook overigens is niet aannemelijk geworden dat verdachte niet meer over middelen zou beschikken om een dergelijke geldboete te kunnen betalen."

Middel

Het middel behelst de klacht dat de strafoplegging, voor zover deze de oplegging van een geldboete van € 16.500 betreft, ontoereikend is gemotiveerd, omdat de geldboete ertoe strekt wederrechtelijk verkregen voordeel af te romen en het hof gelet daarop nader had moeten motiveren waarom de verdachte uit het bewezen verklaarde witwassen daadwerkelijk voordeel heeft genoten.

Beoordeling Hoge Raad

Het Hof heeft geoordeeld dat in het onderhavige geval - waarin de verdachte is veroordeeld wegens kort gezegd het witwassen van geldbedragen van in totaal € 16.520 - het opleggen van een geldboete van € 16.500 een passende bestraffing vormt. Daarbij heeft het Hof onder meer overwogen dat de "verdachte heeft gehandeld uit financiële motieven" en dat - gelet op de omstandigheid dat "niet is aangekondigd dat tegen verdachte een ontnemingsvordering aanhangig wordt gemaakt" - het afzien van het opleggen van zo'n geldboete "onvoldoende afschrikwekkend is om recidive te voorkomen". Het daarin besloten liggende oordeel dat de hoogte van de op te leggen boete mede kan worden bepaald door de omvang van het uit die feiten verkregen voordeel, zodat die boete mede dient tot 'afroming' van het door deze feiten verkregen voordeel, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 8 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3684).

Voorts ligt in de beslissing van het Hof besloten dat het door de verdachte uit het bewezenverklaarde witwassen verkregen voordeel € 16.500 bedraagt. Het Hof heeft dat oordeel kennelijk gebaseerd op de opvatting dat het in de bewezenverklaring bedoelde geldbedrag van in totaal € 16.520 reeds daadwerkelijk wederrechtelijk verkregen voordeel vormt doordat het voorwerp is van dat bewezenverklaarde witwassen. Die opvatting is niet juist (vgl. HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5217). Niet begrijpelijk is dat de verdachte uit het bewezenverklaarde witwassen daadwerkelijk tot het bedrag van € 16.500 wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het middel slaagt.

Conclusie AG


Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^