Overtreding art. 13 Flora- en faunawet
/Gerechtshof Amsterdam 28 november 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4945
Prejudiciële vragen
De raadsman heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om prejudiciële vragen te kunnen stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake de uitleg en toepassing in deze zaak van EG Verordening nr. 1320/2014 van 1 december 2014 juncto Basisverordening EG nr. 338/97 in relatie met de Nederlandse CITES ten aanzien van het ten laste gelegde ingrediënt (type) “dendrobium (nobile) orchidee”.
Het hof constateert dat de raadsman niet heeft geconcretiseerd welke vragen hij gesteld wenst te zien en waarom deze vragen van belang zijn in het kader van de beoordeling van onderhavige zaak. Daargelaten dat het verzoek van de raadsman onvoldoende is onderbouwd, acht het hof zich bovendien voldoende voorgelicht en in staat om bij de huidige stand van zaken wat betreft de van toepassing zijnde wet- en regelgeving een beslissing te nemen. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Technisch bewijs
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde, omdat niet kan worden vastgesteld dat de Dendrobium nobile daadwerkelijk in de keelpastilles zat. Er is geen feitelijk en technisch onderzoek verricht aan de in beslag genomen keelpastilles.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het proces-verbaal van determinatie blijkt dat op de twee doosjes met tabletten die de verdachte heeft ingevoerd stond vermeld dat het product het ingrediënt ‘Shi hu’ bevatte, oftewel Dendrobium nobile. Gelet hierop mag er in beginsel van worden uitgegaan dat de pastilles dit ingrediënt bevatten, tenzij er aanwijzingen bestaan voor het tegendeel. Zijdens de verdediging zijn dergelijke aanwijzingen gesteld noch aannemelijk gemaakt. Er is derhalve geen aanleiding om aan te nemen dat de etiketten op beide doosjes foutief zijn en dat nader onderzoek nodig zou zijn. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Opzet
De raadsman heeft voorts betoogd dat moet worden uitgegaan van de overtredingsvariant, nu geen sprake is geweest van opzet: de keelpastilles zijn vrij verkrijgbaar in China en ook in Nederland vanuit China te bestellen.
Het hof verwerpt ook dit verweer. In het economisch strafrecht is het opzet van de dader alleen ten aanzien van zijn gedraging vereist en niet ten aanzien van de wederrechtelijkheid. Dat de verdachte de keelpastilles in China heeft gekocht en heeft meegenomen naar Nederland staat vast. Daarmee is het - kleurloos - opzet gegeven.
Ontslag van alle rechtsvervolging
De raadsman heeft tevens het verweer gevoerd dat de door de verdachte ingevoerde keelpastilles onder een vrijstelling vallen, waardoor de ten laste gelegde gedraging niet kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit. De raadsman meent dat de verdachte daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt dat de vrijstellingen waar zijdens de verdediging een beroep op wordt gedaan zien op (kunstmatig) gekweekte specimens. Dat daarvan (bij de vervaardiging van de keelpastilles) sprake is geweest, is geenszins aannemelijk gemaakt. De stelling dat de verdachte ‘geen redenen had om aan te nemen dat er géén sprake zou zijn van kunstmatig gekweekte specimens’ is daartoe niet voldoende. Derhalve komt het hof tot de conclusie dat de door verdachte ingevoerde keelpastilles niet onder de bedoelde vrijstellingen vallen. Het feit is strafbaar en kan worden gekwalificeerd als een strafbare gedraging ex artikel 13 van de Flora- en Faunawet. Het verweer wordt verworpen.
Afwezigheid van alle schuld
Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de verdachte niet wist dat de invoer van de betreffende keelpastilles strafbaar was en dat zij dit ook niet hoefde te vermoeden, aangezien deze keelpastilles in China vrij verkrijgbaar zijn. De raadsman heeft verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging nu zij verontschuldigbaar heeft gedwaald.
Het hof overweegt dat voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld (AVAS) is vereist dat de verdachte de maximaal te vergen zorg heeft betracht. Het hof is van oordeel dat de verdachte zulks niet heeft gedaan. De enkele omstandigheid dat de keelpastilles vrij verkrijgbaar zijn in China is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat het dan ook is toegestaan deze in te voeren in de Europese Unie. Het had voor de hand gelegen dat de verdachte – gelet op haar voornemen om naar Nederland te reizen –informatie zou inwinnen of opzoeken over reizen naar de Europese Unie of regelingen omtrent invoer naar de Europese Unie. Ook de omstandigheid dat de verdachte de keelpastilles heeft gekregen van haar moeder die apotheker is in China disculpeert de verdachte niet, nu van een apotheker geen deskundigheid op het gebied van regelingen met betrekking tot invoer verwacht kan worden. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte geen verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de strafbare gedraging toekomt. Het verweer wordt verworpen.
Lees hier de volledige uitspraak.