Overtreding Wet milieubeheer begaan door rechtspersoon: Oplegging door OvJ gevorderde geldboete ondanks partiele vrijspraak

Rechtbank Rotterdam 14 september 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9381

ISD is een Bedrijf dat scheepsafvalstoffen inzamelt en afgeeft bij verwerkers van die afvalstoffen. Zij beschikt daartoe over tankschepen die afvalstoffen inzamelen bij (zee)schepen. De naam schip01 is een van de grotere inzamelschepen van ISD. De naam schip01 zamelt niet alleen afvalstoffen in bij (zee)schepen, maar ook bij andere inzamelschepen van ISD, zoals de naam schip02 en de naam schip03.

ISD beschikt over een vergunning zoals bedoeld in artikel 10.48 lid 1 van de Wet milieubeheer voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen.

Voor elke inzameling van afvalstoffen van een schip maakt het inzamelschip van ISD een S-formulier op, dat onder meer vermeldt welke en hoeveel afvalstoffen zij bij dat schip heeft ingezameld. Daarnaast houdt het inzamelschip bij, met een Registratieformulier vloeibare scheepsafvalstoffen (SOI-formulier), welke afvalstoffen het bij de verschillende schepen heeft ingezameld en in welke tank van het inzamelschip die afvalstoffen zijn gegaan. Wanneer de ingezamelde afvalstoffen uiteindelijk worden afgegeven aan de verwerker, meestal is dat Afvalstoffen Terminal Moerdijk B.V. (hierna: ATM), stelt ISD een begeleidingsbrief op. Het verstrekken van deze brief aan de verwerker is verplicht op grond van artikel 10.39 lid 1 onder b Wm. Deze verplichting is nader uitgewerkt en toegelicht in artikel 6 en bijlage C van de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna: Rmbg).

De naam schip01 had op 22 augustus 2019 740,921 m³ aan scheepsafvalstoffen aan boord. Uit de bij de diverse ingenomen ladingen verstrekte S- en SOI-formulieren blijkt dat de naam schip01 in de periode tussen 22 en 26 augustus 2019 scheepsafvalstoffen heeft ingezameld bij verschillende schepen. Dit betreft:

  • baseoil washings van het schip naam schip04 ;

  • sludge en bilgewater van het schip naam schip02 (die deze afvalstoffen had ingezameld bij de schepen naam schip05, naam schip06, naam schip07 en naam schip08 );

  • annex 1 washings van het schip naam schip09 ;

  • sludge van het schip naam schip10 ;

  • crude benzene washing en sludge van het schip naam schip11 ;

  • UCO prewash van het schip naam schip03 (die deze afvalstoffen had ingezameld bij het schip naam schip12 );

  • uco washings van het schip naam schip13 ;

  • octene/decene washings en sludge van het schip naam schip14 ;

  • distillates petroleum washings van het schip naam schip15 ;

  • avgas washings van het schip naam schip16 .


Uit de SOI-formulieren blijkt dat de afvalstoffen in verschillende tanks aan boord van de naam schip01 zijn gegaan. In de tanks zaten na de inzameling tussen 22 en 26 augustus 2019 in ieder geval de volgende afvalstoffen:

  • tank 1: waswater olie, bilgewater en sludge;

  • tank 4: waswater olie;

  • tank 5: waswater olie en sludge;

  • tank 8: waswater olie.

Op 27 en 28 augustus 2019 heeft de naam schip01 de ingezamelde afvalstoffen afgegeven bij ATM. De naam schip01 heeft hiervoor de begeleidingsbrief met nummer nummer01 verstrekt.

Feit 1

Beoordeling

Aan de orde is de vraag of ISD de begeleidingsbrief met nummer nummer01 onjuist en/of niet naar waarheid heeft ingevuld. De tenlastelegging betreft zes onjuistheden op deze begeleidingsbrief, die hierna per rubriek zullen worden besproken.

Rubriek 3b

De officier van justitie verwijt ISD dat zij in deze rubriek niet de daadwerkelijke locatie van herkomst van de afvalstoffen heeft vermeld. De verdediging heeft hiertegen ingebracht dat ISD eigenaar is geworden van de afvalstoffen die zijn ingezameld door de naam schip01. Op de begeleidingsbrief voor ATM is daarom ISD als locatie van herkomst aangegeven.

Uit de toelichting op rubriek 3b van de begeleidingsbrief (zoals opgenomen in Bijlage C van de Rmbg) blijkt dat met de locatie van herkomst wordt bedoeld het adres waar de afvalstoffen zijn ontstaan. De rubriek hoeft alleen te worden ingevuld als de afvalstoffen op een ander adres zijn ontstaan dan het adres van de ontdoener. ISD (de naam schip01 ) is in dit geval de – secundaire – ontdoener. De afvalstoffen zijn echter niet ontstaan bij ISD, ook al is zij op enig moment de eigenaar van de afvalstoffen geworden. ISD had in deze rubriek dus niet ‘zie ontdoener’ moeten vermelden, maar de gegevens van de verschillende schepen aan boord waarvan de afvalstoffen zijn ontstaan, die door ISD zijn ingezameld. Het verweer wordt verworpen.

Rubriek 5

De officier van justitie verwijt ISD dat zij in strijd met de waarheid ‘vervoerder’ heeft aangekruist, en in strijd met de waarheid ‘nee’ heeft aangekruist bij de ‘inzamelaarsregeling’.

De verdediging heeft aangevoerd dat ISD als inzamelaar met de naam schip01 de afvalstoffen heeft vervoerd. De toelichting op de begeleidingsbrief is niet duidelijk, zodat van opzettelijk handelen in strijd met de wet- en regelgeving geen sprake is. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de afvalstoffen aan boord van de naam schip01 in het geheel niet voorkomen op de lijst van afvalstoffen die in aanmerking komen voor de inzamelaarsregeling (bijlage A bij de Rmbg), zodat de inzamelaarsregeling niet van toepassing is.

Naar het oordeel van de rechtbank voldoen de werkzaamheden van ISD aan de definitie van ‘inzameling’ in de zin van artikel 1.1 lid 1 Wm. ISD zamelt immers afvalstoffen in op verschillende locaties, slaat ze op aan boord van een inzamelvoertuig en vervoert ze daarna naar de afvalverwerkingsinstallatie. Daarnaast blijkt uit de nota van toelichting bij het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna: Bmbg) dat een ‘vervoerder’ afvalstoffen vervoert in opdracht van de ontdoener, ontvanger of derde tegen een vergoeding, en dat een ‘inzamelaar’ afvalstoffen ophaalt, die afvalstoffen meestal in eigendom krijgt en – voor zover hier relevant – moet beschikken over een vergunning zoals bedoeld in artikel 10.48 Wm. 1 ISD beschikt over een dergelijke vergunning, haalt de afvalstoffen op bij (zee)schepen en wordt op dat moment (zoals ISD zelf ook heeft aangevoerd, op grond van het Landelijk Afvalbeheerplan 3, eerste wijziging, deel B.4.4) eigenaar van de afvalstoffen. Dat de afvalstoffen daarna eventueel nog overgaan van het ene naar het andere inzamelschip van ISD, doet daar niet aan af. ISD moet dan ook worden aangemerkt als inzamelaar en had het vakje van ‘inzamelaar’ moeten aankruisen, niet dat van ‘vervoerder’. Het verweer wordt verworpen.

Dat de regeling of toelichting daarop onduidelijk is, baat ISD niet. In het economisch strafrecht wordt geen boos opzet vereist, maar is het vereiste opzet kleurloos. Het opzet hoeft niet op het overtreden van een strafbepaling te zijn gericht, maar op de gedraging zelf. Dit betekent dat sprake is van opzet als de feitelijke gedraging, in dit geval het invullen van de begeleidingsbrief, bewust op deze wijze is verricht. Dat is het geval. Het verweer wordt verworpen.

De verdediging heeft ten aanzien van deze rubriek tot slot terecht betoogd dat de door naam schip01 ingezamelde afvalstoffen niet voorkomen op bijlage A van de Rmbg. De conclusie die zij daaraan verbindt, te weten dat ISD niet in aanmerking komt voor de inzamelaarsregeling, is echter onjuist. De door naam schip01 ingezamelde afvalstoffen vallen onder artikel 4 onder c Rmbg, te weten scheepsafvalstoffen als bedoeld in artikel 1 onder d van het Besluit inzamelen afvalstoffen. De naam schip01 heeft immers waswater olie, bilgewater, sludge en waswater chemie ingezameld. Deze scheepsafvalstoffen vallen sinds 2010 ook onder de inzamelaarsregeling, zoals blijkt uit de toelichting op de wijziging in 2010 van de Rmbg. 2 ISD had dus bij de inzamelaarsregeling ‘ja’ in plaats van ‘nee’ op de begeleidingsbrief moeten aankruisen. Het feit dat bij het inzamelen vergelijkbare afvalstoffen die op dezelfde wijze worden verwerkt, worden samengevoegd, leidt niet tot een andere conclusie. Het verweer wordt verworpen.

Rubriek 6

Het verwijt van de officier van justitie ten aanzien van rubriek 6 is drieledig. Volgens de officier van justitie heeft ISD in strijd met de waarheid aangegeven:

  • dat het om vier afvalstromen ging;

  • dat een deel van de afvalstoffen direct toepasbaar of direct herbruikbaar was als brandstof (verwerkingsmethode B.04); en

  • dat een deel van de afvalstoffen onder Euralcode 13 07 01* valt.

De verdediging heeft aangevoerd dat ISD de afvalstoffen op grond van de inzamelvergunning en het Besluit inzamelen afvalstoffen mag samenvoegen, mits de samengevoegde afvalstoffen op dezelfde wijze worden verwerkt. Door de registratie in het administratieve systeem middels S-formulieren en SOI-formulieren is te herleiden welke afvalstoffen het betreffen en waar deze afvalstoffen vandaan komen.

Verder heeft de verdediging aangevoerd dat een afvalstroomnummer wordt verkregen via een aanvraag bij ATM en dat ATM bij het door haar toegekende afvalstroomnummer automatisch een verwerkingsmethode verstrekt. ISD speelt hier geen rol in en heeft dus niet opzettelijk een verkeerde code gebruikt.

De verdediging heeft tot slot aangevoerd dat ISD terecht de Euralcode 13 07 01* heeft gehanteerd, nu een deel van de afgegeven afvalstoffen sludge betrof. Dat is restafval van schepen die op stookolie varen. Het hanteren van een code voor een ‘restcategorie’ (in het geval van een mengsel), zoals voorgestaan door de officier van justitie, zou de bedoeling van de Euralcode die is gekoppeld aan de afvalstof om achteraf te kunnen herleiden waar de afvalstof is ontstaan en waar de afvalstof vandaan is gekomen, tenietdoen.

De rechtbank oordeelt hierover als volgt.

Uit de begeleidingsbrief met nummer nummer01 en de SOI-formulieren SOI-2019.0308, SOI-2019.0309 en SOI-2019.0310 blijkt dat ISD (de naam schip01 ) vier afvalstromen heeft afgegeven aan ATM en dat de afgegeven scheepsafvalstoffen als volgt afkomstig waren uit de tanks van de naam schip01 

Uit het voorgaande blijkt dat ISD afvalstoffen met verschillende Euralcodes heeft samengevoegd in de tanks 1 en 5. Hierdoor is een mengsel van afvalstoffen ontstaan dat kan worden aangemerkt als een restcategorie waaraan binnen de systematiek van de Europese afvalstoffenlijst één Euralcode gekoppeld dient te worden.

ISD heeft in de begeleidingsbrief vier afvalstroomnummers vermeld, namelijk:

  • afvalstroomnummer nummer02 sludge/bilgewater/olie (afkomstig uit de tanks 1, 4, 5 en 8);

  • afvalstroomnummer nummer03 waswater chemie (afkomstig uit tank 6);

  • afvalstroomnummer nummer04 waswater olie (afkomstig uit de tanks 1, 2, 4 en 5);

  • afvalstroomnummer nummer05 bilgewater (afkomstig uit tank 1).

Hieruit volgt dat:

  1. onder afvalstroomnummer nummer02 een mengsel van afvalstoffen wordt afgegeven waaronder afvalstoffen met Euralcode 13 04 03*, 13 07 03* en 16 07 08*, terwijl dat afvalstroomnummer is verstrekt voor afvalstoffen met Euralcode 13 07 01* (olieafval en afval van vloeibare brandstoffen; stookolie en dieselolie);

  2. onder afvalstroomnummer nummer03 een afvalstof is afgegeven met Euralcode 13 04 03* en dit afvalstroomnummer is verstrekt voor deze Euralcode;

  3. onder afvalstroomnummer nummer04 een mengsel van afvalstoffen wordt afgegeven waaronder afvalstoffen met Euralcode 13 04 03*, 13 07 03* en 16 07 08*, terwijl dat afvalstroomnummer slechts is verstrekt voor afvalstoffen met Euralcode 13 04 03* (olieafval en afval van vloeibare brandstoffen; bilgeolie van de overige scheepvaart).

  4. onder afvalstroomnummer nummer05 een mengsel van afvalstoffen wordt afgegeven, waaronder afvalstoffen met Euralcode 13 04 03*, 13 07 03* en 16 07 08*, terwijl dat afvalstroomnummer slechts is verstrekt voor afvalstoffen met Euralcode 16 07 08* (niet elders genoemd afval; afval dat olie bevat).

De onder 1, 3 en 4 genoemde afvalstroomnummers zijn onjuist, omdat daaronder mengsels van afvalstoffen zijn afgegeven die niet vallen onder de Euralcode die hoort bij het desbetreffende afvalstroomnummer. Zoals hiervoor reeds overwogen zijn deze mengsels aan te merken als een restcategorie waaraan één Euralcode gekoppeld dient te worden en is om die reden sprake van één afvalstroom in plaat van drie. Het in rubriek 6 genoemde aantal van vier afvalstromen is met het oog hierop dan ook niet juist.

Dat het ISD op grond van haar vergunning was toegestaan om deze afvalstoffen samen te voegen, staat los van het voorgaande. Het verweer wordt verworpen.

Op grond van het bovenstaande trekt de rechtbank ook de conclusie dat, anders dan is vermeld op de begeleidingsbrief (verwerkingsmethode B04), het onder afvalstroomnummer nummer02 aangeboden mengsel van afvalstoffen niet direct toepasbaar of her te gebruiken was als brandstof. De afvalstroom bestond namelijk naast olie uit bilge- en waswater, zodat in ieder geval eerst een fysische scheiding van water en olie dient plaats te vinden. Ook de Getuige getuige01 (werkzaam bij ATM) heeft verklaard dat door het samenvoegen van verschillende afvalstoffen in de tank van een inzamelvaartuig een mengsel ontstaat dat ATM nog moet bewerken, voordat de hierin opgenomen olie toepasbaar of te hergebruiken is.

De rechtbank verwerpt verder het verweer van ISD dat de ATM automatisch een verwerkingscode koppelt aan het afvalstroomnummer. Gebleken is namelijk dat ATM het afvalstroomnummer toekent op basis van de afvalstoffen die ISD zegt te willen gaan afgeven. ISD heeft dus wel degelijk invloed op hetgeen zij vermeldt op de begeleidingsbrief (en waarvoor zij verantwoordelijk is).

Uit het voorgaande blijkt tot slot dat bij geen van de schepen een afvalstof met de Euralcode 13 07 01* is ingezameld. ISD heeft dus ten onrechte aangegeven dat een deel van de afvalstoffen onder Euralcode 13 07 01* viel. Het verweer wordt verworpen.

Conclusie

Bewezen is dat ISD opzettelijk een begeleidingsbrief onjuist en niet naar waarheid heeft ingevuld. Niet kan worden vastgesteld – zoals ook de officier van justitie en de verdediging hebben aangevoerd – dat sprake was van medeplegen. ISD zal daarom van dat deel van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Vrijspraak feit 2

Standpunt officier van justitie

Aangevoerd is dat ISD de begeleidingsbrief met nummer nummer01 valselijk heeft opgemaakt en dat ISD wist dat de verstrekte informatie op de begeleidingsbrief niet overeenstemde met de praktijk.

Beoordeling

Op grond van hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen staat vast dat ISD de begeleidingsbrief onjuist geeft ingevuld. De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat ISD daarmee tevens het oogmerk had om ATM of anderen te misleiden. Binnen de handelsrelatie tussen ISD en ATM en de tussen hen gemaakte afspraken was het voor ATM duidelijk welke scheepsafvalstoffen door ISD bij haar werden afgegeven. Daarnaast kan uit de door ISD in de administratie opgenomen S-formulieren en SOI-formulieren de aard en herkomst van de ingezamelde afvalstoffen worden herleid en worden deze stukken, naar eigen zeggen van ISD, ook met dat doel bewaard. ISD zal daarom van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.39, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

Strafoplegging

Geldboete van €30.000, waarvan €15.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Ondanks dat de rechtbank ISD vrijspreekt van feit 2, acht de rechtbank een geldboete zoals door de officier van justitie is geëist passend. Op de terechtzitting is door de vertegenwoordigers van ISD uitvoerig toegelicht dat ISD zo transparant mogelijk en met goede bedoelingen heeft willen handelen. De rechtbank neemt dat aan, maar zij neemt tegelijkertijd in aanmerking dat ISD al jarenlang een grote speler is op de markt van het inzamelen en verwerken van scheepsafvalstoffen. Om die reden mag van ISD bij uitstek worden verwacht dat zij op de hoogte is van de op dat gebied geldende wet- en regelgeving, ondanks dat deze niet eenvoudig en op onderdelen complex te noemen is. Daar komt bij dat ISD tweemaal eerder (maart 2019) door de politie is aangesproken op het vermelden van onjuiste gegevens op de begeleidingsbrief, maar daarin kennelijk geen aanleiding heeft gezien haar werkwijze aan te passen. Dat bij onderzoek in de administratie de aard en herkomst van door ISD ingezamelde en afgegeven scheepsafvalstoffen kan blijken, doet er niet aan af dat ook de door ISD aan ATM als verwerker af te geven begeleidingsbrief de volledige en juiste informatie dient te bevatten. Het onjuist invullen daarvan doet ernstig afbreuk aan het belang van volledige transparantie in het verloop van deze stroom van gevaarlijke scheepsafvalstoffen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^