Overtreding Wwft: geen strafverminderende omstandigheid dat strafbare feiten hebben plaatsgevonden voor huidige management, wel waren de verplichtingen t.t.v. de transacties minder bekend
/Gerechtshof Amsterdam 30 oktober 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2898
De verdachte heeft nagelaten om een ongebruikelijke transactie zoals bedoeld in de Wwft te melden. Daarnaast heeft de verdachte meermaals nagelaten om cliëntenonderzoek als bedoeld in de Wwft te verrichten, dan wel de bij het cliëntenonderzoek verzamelde gegevens op toegankelijke wijze te bewaren.
Bewijsoverwegingen
Een aantal van de door de rechtbank bewezenverklaarde transacties zijn zogenaamde samengestelde transacties. Het gaat om transacties die boven de grens van € 15.000,- uitkomen omdat de bedragen van twee afzonderlijke transacties bij elkaar zijn opgeteld vanwege het nauwe verband tussen die transacties. Namens de verdachte is betoogd dat deze optellingen ten onrechte hebben plaatsgevonden, omdat geen, althans onvoldoende verband tussen de samenstellende transacties bestaat. Daarbij speelt een rol dat in de tijd waarin de feiten plaatsvonden de Algemene leidraad Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme geen aanwijzing bevatte over hoe het begrip ‘samengestelde transactie’ moet worden uitgelegd. De medewerkers van verdachte hebben naar eer en geweten gehandeld en nimmer willen meewerken aan het ontduiken van verplichtingen uit hoofde van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), aldus de vertegenwoordigers van de verdachte.
Samengestelde transacties
De bedoeling van de wet is dat instellingen bepaalde verplichtingen nakomen indien de waarde van transacties een bepaalde grens overschrijdt. Het is niet de bedoeling dat die verplichtingen niet worden nageleefd doordat transacties in deeltransacties worden gesplitst. Daarom is in artikel 3 lid 5 onderdeel b van de Wwft bepaald dat een instelling cliëntenonderzoek verricht indien zij twee of meer transacties verricht waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste € 15.000.
De verdachte heeft gelijk dat over de uitleg van dit criterium in de praktijk verschillend kan worden gedacht. Mede nu die uitleg in de Algemene leidraad Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme nog niet werd gegeven, moet de verdachte hier het voordeel van de twijfel krijgen.
Dit neemt niet weg dat, als het verband tussen twee transacties dermate groot is en de instelling moet vermoeden dat het gaat om een samengestelde transactie, van de instelling moet worden verwacht dat zij onderzoek doet om vast te stellen of de transacties als samengestelde transacties moeten worden beschouwd. Dat is bijvoorbeeld het geval als de transacties
a. tegelijk of opvolgend worden verricht,
b. door dezelfde persoon of verschillende, maar aan elkaar verwante personen,
c. betrekking hebben op dezelfde goederen en
d. afzonderlijk onder de wettelijke waardegrens blijven, maar gezamenlijk daarboven uitkomen.
In dergelijke gevallen moet worden uitgegaan van een samengestelde transactie, tenzij een door de instelling ingesteld onderzoek uitwijst dat zij als afzonderlijke transacties moeten worden beschouwd.
Factuurnummer nummer 9
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat, nu de factuur een ander klantnummer dan het klantnummer van naam 1 bevat, niet aannemelijk is dat dit een verkoop aan naam 1 betreft. Het hof acht daarom bewezen dat de verdachte onvolledig cliëntenonderzoek heeft verricht en dus opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de in artikel 3 Wwft geformuleerde verplichting om deugdelijk cliëntenonderzoek te verrichten.
De transacties met factuurnummers nummer 5 en nummer 6, nummer 7 en nummer 8
Gelet op het voorgaande is het hof gelijkelijk de rechtbank van oordeel dat de facturen nummer 5 en nummer 6, nummer 7 en nummer 8 samengestelde transacties betreffen.
Op de facturen nummer 5 en nummer 6 staan twee verschillende namen (‘naam 2’ en ‘naam 3’), die kennelijk aan elkaar zijn verwant. De facturen betreffen de verkoop van nagenoeg dezelfde goederen op dezelfde datum, waarbij de order- en factuurnummers oplopend zijn. Het factuuradres is in beide gevallen gelijk en in beide gevallen is op exact hetzelfde moment voor ontvangst getekend. Tevens lijkt op factuur nummer 5 te zijn aangetekend dat in één keer contant is betaald voor beide facturen. Dat op de ontvangstbewijzen twee verschillende handtekeningen staan doet aan de verwantschap tussen deze facturen niets af.
Nu de verdachte geen nader onderzoek naar deze transacties heeft ingesteld dat anders uitwijst, moeten zij worden beschouwd als één samengestelde transactie en is bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de in artikel 3 Wwft geformuleerde verplichting om cliëntenonderzoek te verrichten.
De facturen nummer 7 en nummer 8 staan op naam van ‘naam 4’ en ‘naam 5’. Zij betreffen de verkoop van dezelfde goederen, voor hetzelfde bedrag, op dezelfde datum. De personen hebben een gelijke achternaam en het factuuradres en klantnummer zijn hetzelfde. De order- en factuurnummers zijn oplopend en de betaalwijze en verzendwijze zijn gelijk. Nu de verdachte geen nader onderzoek naar deze transacties heeft ingesteld dat anders uitwijst, moeten zij worden beschouwd als één samengestelde transactie. In de administratie van de verdachte is alleen het identiteitsbewijs van naam 4 aanwezig. Een identiteitsbewijs van naam 5 ontbreekt, waaruit moet worden afgeleid dat diens (of dier) identiteit niet is onderzocht en geverifieerd. Daarmee heeft de verdachte opzettelijk in strijd met de in artikel
3 Wwft geformuleerde verplichting om cliëntenonderzoek te verrichten gehandeld. Ten aanzien van naam 4 is bewezen dat de gegevens niet op toegankelijke wijze zijn bewaard, aangezien deze gegevens niet toegankelijk waren ten tijde van de controle.
De transacties met factuurnummers nummer 3 en nummer 4
Deze facturen betreffen de verkoop van nagenoeg dezelfde goederen, voor nagenoeg hetzelfde bedrag, op eenzelfde datum, met een oplopend order- en factuurnummer. In beide gevallen betreft het een balieverkoop, waarbij de identiteit van de kopers niet bekend is. Niet kan worden vastgesteld dat het om dezelfde koper gaat of, als het om verschillende kopers gaat, dat deze aan elkaar verwant zijn. Daarmee is niet bewezen dat de transacties samengesteld zijn en moet de verdachte in zoverre worden vrijgesproken.
Opzet
Ten aanzien van het tenlastegelegde, maar door de verdediging betwiste, opzet overweegt het hof als volgt.
De voorschriften van de Wwft zijn zgn. ordeningsrecht. In het ordeningsrecht is ‘kleurloos opzet’ voldoende voor een bewezenverklaring. Dit betekent dat het opzet van de verdachte wel gericht moet zijn op de tenlastegelegde handeling die is verricht of nagelaten, maar dat niet is vereist dat het opzet ook is gericht op het niet naleven van de in de bewezenverklaring bedoelde wettelijke verplichting (vgl. HR 21 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2684). Ontbrekende kennis van de regelgeving staat aan het bewijs van het opzet dus niet in de weg.
Bewezenverklaring
Feit 1: Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
Feit 2: Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme, meermalen gepleegd.
En opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Geldboete van € 3.000.
Dat de bewezenverklaarde strafbare feiten hebben plaatsgevonden voor de overname van de verdachte door het huidige management, is voor de verdachte vennootschap geen strafverminderende omstandigheid. Wel houdt het hof er rekening mee dat ten tijde van de transacties de verplichtingen uit hoofde van de Wwft minder bekend waren dan heden ten dage. De vertegenwoordigers van de verdachte hebben ter terechtzitting uitgelegd dat de procedures binnen het bedrijf naar aanleiding van het onderzoek zijn aangepast. Dat thans de verplichtingen uit de Wwft wel worden nageleefd, vindt ondersteuning in het uittreksel uit de Justitiële documentatie van 1 oktober 2020 betreffende de verdachte. Daaruit blijkt dat zij sinds het bewezenverklaarde niet met politie en justitie in aanraking is geweest en zij overigens ook niet eerder is veroordeeld wegens enig strafbaar feit.
Lees hier de volledige uitspraak.