Procedures over schending van verschoningsrecht Weski
/Inez Weski, inmiddels ex-advocaat van Ridouan Taghi, wordt door het OM verdacht van deelname aan een criminele organisatie en schending van haar ambtsgeheim. Dit onderzoek wordt aangeduid als ‘26Palma’. Op 21 april vond, onder leiding van twee rechters-commissaris een doorzoeking plaats in Weski’s woning en kantoor. Daarbij zijn ‘fysieke stukken en gegevensdragers’ in beslag genomen.
Weski zou volgens het OM informatie van Taghi vanuit de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught met diens contacten in de buitenwereld hebben gedeeld. Taghi is de hoofdverdachte in het Marengo-proces, een strafzaak die draait om meerdere liquidaties in het drugsmilieu.
Volgens Weski omvat het beslag ook informatie over cliënten die Weski in de afgelopen jaren heeft bijgestaan en die niets te maken hebben met het 26Palma-onderzoek. Het is de rechter-commissaris die de schifting moet maken tussen de stukken waarvoor het verschoningsrecht onverkort geldt (de niet-Palma26-stukken) en de stukken waarvoor het verschoningsrecht moet wijken voor de waarheidsvinding (26Palma-stukken).
Delegeren
In een ‘proces verbaal van bevindingen geheimhouderprocedure’ schrijven de RC’s dat zij de schifting kunnen ‘delegeren’. Dat kan in verband met de aard of de omvang van de inbeslaggenomen stukken of gegevens, en als zij zelf niet in staat zijn het benodigde onderzoek aan de stukken te verrichten. De rechter-commissaris kan het onderzoek dan laten uitvoeren onder leiding van een ‘geheimhouder-officier van justitie’ die verder niet is betrokken bij het onderzoek in 26Palma-zaak. Ook kan de rechter-commissaris een ‘geheimhoudermedewerker’ (van de politie) inschakelen om te helpen bij de schifting, en die ook niks met 26Palma van doen heeft.
Schending verschoningsrecht door OM
De geheimhoudersofficier zou op 25 mei een proces-verbaal met ‘informatie uit het onderzoek’ hebben gedeeld dat terechtkwam bij de zaaksofficier, die het weer deelde met andere collega’s. Dat blijkt uit een artikel in het FD.
In het FD reageert de Rotterdamse deken Peter Hanenberg geschokt: ‘Juist in deze zaak verwacht je de grootste zorgvuldigheid van het OM. Je moet gewoon veilig je verhaal kunnen doen bij een advocaat, zonder dat de staat daarin kan wroeten. In landen waarin dit wel gebeurt, zouden u en ik niet willen leven.’ Hij wil weten wie er allemaal in de stukken ‘hebben zitten rondneuzen’, en eist dat het OM alle gegevensdragers overdraagt aan de rechter-commissaris. Eventuele kopieën moet het OM ‘verifieerbaar vernietigen’.
Reactie OM op schending verschoningsrecht
De werkwijze in de zaak 26Palma is vanaf het prille begin uiterst voorzichtig geweest, rekening houdend met alle restricties rondom het verschoningsrecht, aldus het OM. De doorzoeking op 21 april 2023 van het kantoor en de woning van de verdachte advocaat is onder leiding van de rechter-commissaris in aanwezigheid van de deken van de orde van advocaten in Rotterdam uitgevoerd. Tijdens die doorzoeking zijn door de rechter-commissaris documenten in beslag genomen. De rechter-commissaris heeft de stukken inhoudelijk beoordeeld en ten aanzien van een aantal stukken geconcludeerd dat het stukken waren waarop het verschoningsrecht niet van toepassing was. Het waren voor de rechter-commissaris dus stukken die niet onder de geheimhouding vallen.
De rechter-commissaris heeft van die beoordeling van de in beslag genomen stukken drie procedurele processen-verbaal opgemaakt. Deze stukken zijn aan de geheimhouders officier ter beschikking gesteld. De rechters-commissarissen hebben bij de verstrekking van de processen-verbaal geen restrictie gegeven. Bij deze processen-verbaal zijn niet de stukken gevoegd die door de rechter-commissaris zijn beoordeeld. Er zijn dus géén stukken die bij de verdachte advocaat in beslag zijn genomen aan het OM ter beschikking gesteld. De geheimhouders officier heeft dus ook geen kennis gekregen/genomen van de inhoud van de documenten als beschreven in het betreffende proces-verbaal.
Na ontvangst van de processen-verbaal heeft de geheimhouders officier deze doorgestuurd aan een van de zaaksofficieren van justitie en aan een van de parketsecretarissen om hen te informeren over de voortgang van de geheimhoudersprocedure. Vanzelfsprekend is de parketleiding op de hoogte gesteld. Omdat er geen restricties waren vermeld, is de geheimhouders officier er vanuit gegaan dat die er niet was, en omdat de processen-verbaal geen inhoudelijke informatie bevatten, was deze van oordeel dat doorzending ervan voor de hand lag. Toen de rechter-commissaris een maand later liet weten dat dat niet de bedoeling was, zijn de bewuste processen-verbaal direct gewist.
Het OM meent dat het verschoningsrecht niet is geschonden, omdat er geen inhoudelijke documenten zijn gedeeld. De processen-verbaal zijn ook niet verstrekt aan collega’s van andere onderzoeken. Uiteraard zal het Landelijk Parket dat het onderzoek doet naar de verdachte advocaat, in deze zaak in nauw contact met de rechter-commissaris ervoor zorg dragen dat hier in de toekomst geen verwarring over kan ontstaan.
Verzet
Bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft Weski zich verzet tegen deze beslissing van de RC’s. Zij vindt dat zij onrechtmatig handelen doordat zij bij de schifting medewerkers van het OM en de politie inzetten en hen toegang geven tot de informatie waarop het verschoningsrecht rust. Daardoor wordt de vertrouwelijkheid van de informatie geschonden. Ook vindt zij dat Weski als geheimhouder onvoldoende wordt geïnformeerd, wat haar recht als verdachte op een eerlijk proces kan aantasten.
Voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter heeft Weski’s vorderingen afgewezen. Dan zou hij immers moeten ingrijpen in de procedure van artikel 98 Sv (inbeslagneming bij advocaten) door de RC’s te gebieden om op een bepaalde wijze te handelen. Dergelijke vorderingen zijn volgens de voorzieningenrechter in dit kort geding niet toewijsbaar vanwege de wettelijke verdeling van rechterlijke bevoegdheid: voor de burgerlijke rechter is hier geen taak weggelegd. Of er strijd is met artikel 6 EVRM als de RC’s nalaten Weski te informeren moet ook door de strafrechter worden beoordeeld.
Spoedappel
Weski heeft tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag spoedappel ingediend.
Weski leest in het proces-verbaal van bevindingen dat een geheimhouderofficier van justitie informatie met betrekking tot het papieren beslag heeft gedeeld met derden – weer een inbreuk op het verschoningsrecht van haar cliënt Weski. Zij eist dat wordt verboden het OM en opsporingsdiensten te informeren over de geheimhouderprocedure en de inhoud van de inbeslaggenomen voorwerpen en gegevens. Ook moeten de geheimhouderofficier van justitie en andere geheimhoudermedewerkers alle informatie omtrent de geheimhouderprocedure volledig en onomkeerbaar vernietigen, en ze willen een overzicht van de mondelinge en schriftelijke informatie en communicatie en een namenlijst van personen die toegang hadden tot het proces-verbaal.
Ook dit spoedappel levert niets op. Ook het gerechtshof Den Haag constateert dat de civiele rechter met dit soort zaken geen bemoeienis heeft.
OM Aanwijzing over het verschoningsrecht
Het OM heeft al enige tijd geleden een concept Aanwijzing over het verschoningsrecht geschreven en in consultatie gebracht, maar deze consultatie is on hold gezet in afwachting van de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen gesteld bij tussenarrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:1329). In afwachting van de beantwoording van deze prejudiciële vragen is een voorlopig handelingskader geschreven waarin staat dat het OM op voorhand aan de rechter-commissaris (onderzoeksrechter) moet aangeven of te verwachten valt dat er verschoningsgerechtigd materiaal in beslag zal worden genomen en iedere verdere beoordeling van dit materiaal aan de rechter-commissaris voorleggen, in lijn met de uitspraak van het hof Den Bosch.
Dit voorlopig handelingskader is voorgelegd aan de rechtspraak en de NOvA.
Op 18 juli heeft de rechter-commissaris in Midden-Nederland in een eerste voorgelegde zaak het OM niet ontvankelijk verklaard. De officier van justitie had conform de hierboven beschreven werkwijze, die volgt uit de uitspraak van het hof Den Bosch, de in beslaggenomen gegevens voorgelegd aan de rechter-commissaris zodat deze kon onderzoeken op aanwezigheid van eventuele geheimhoudersgegevens. De rechter-commissaris stelt in zijn beslissing dat de wetgever de officier van justitie aanwijst als het gaat om bijzondere opsporingsbevoegdheden, als de autoriteit die (in eerste instantie) een oordeel dient te geven. ‘Met het indienen van deze vordering is de rechter-commissaris ten onrechte betrokken bij het nemen van beslissingen over geheimhoudersstukken die worden verkregen door toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden. De vordering ontbeert een wettelijke grondslag. De rechter-commissaris zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.’ Dit leert dat rechters tot verschillende uitspraken komen.
Het OM wil graag met rechtspraak en advocatuur in gesprek hoe de problematiek rond het verschoningsrecht gezamenlijk het beste kan worden aangepakt. Alle partijen hebben belang bij een helder juridisch kader en duidelijke werkafspraken op dit gebied. Beide ontbreken op dit moment.
Het OM onderschrijft het belang van eerbiediging van het verschoningsrecht, maar dient tevens te waken voor misbruik hiervan en voor onverantwoorde vertragingen in opsporingsonderzoeken. De praktijk wijst helaas uit dat het aantreffen van verschoningsgerechtigd materiaal, dan wel een beroep hier op door een verschoningsgerechtigde, een groter opsporingsonderzoek al snel een tot twee jaar kan vertragen in de voortgang. Dat vindt het OM maatschappelijk niet verantwoord.