Procesafspraken in accijnsfraudezaak
/Rechtbank Overijssel 15 september 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:2611
In deze strafzaak staat het strafrechtelijk onderzoek “Betula” centraal. Op 27 juni 2017 is het pand in Utrecht doorzocht. De doorzoeking van dit pand heeft geleid tot de inbeslagname van diverse voorwerpen, waaronder tabaksproducten. Ten tijde van de inval waren verschillende personen in het pand aanwezig. Er zijn in totaal zeven personen van Zuid-Amerikaanse afkomst, waaronder verdachte, als verdachte aangehouden.
De verdenking komt er op neer dat verdachte samen met anderen opzettelijk sigaretten en tabak voorhanden heeft gehad zonder dat daarover accijns werd betaald. Op 1 september 2022 zijn tussen de officier van justitie en de raadsman ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting op basis van wederkerigheid afspraken tot stand gekomen over het verloop van de voor de rechtbank te voeren strafprocedure.
Deze afspraken worden ook wel ‘procesafspraken’ genoemd. In deze strafzaak hebben de procesafspraken geresulteerd in een gezamenlijk afdoeningsvoorstel van de officier van justitie en de raadsman aan de rechtbank. Dit afdoeningsvoorstel betreft een factor die de rechtbank in de door haar te nemen beslissingen heeft meegewogen. In deze specifieke strafzaak ziet de rechtbank, alles afwegende, aanleiding om, mede indachtig voormelde procesafspraken, verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank komt tot de slotsom dat de inhoud van het afdoeningsvoorstel van de officier van justitie en de raadsman aan de rechtbank in zoverre voldoende recht doet aan deze strafzaak en legitiem is, omdat hiermee zowel het belang van verdachte als dat van de maatschappij geëerbiedigd wordt.
De rechtbank acht de gemaakte deelafspraak over het doen van afstand van rechtsmiddelen naar huidig recht niet afdwingbaar, aangezien afstand van rechtsmiddelen op grond van artikel 453 lid 3 Sv en in het bijzonder artikel 454 lid 1 Sv slechts kan worden gedaan nadat de uitspraak is gewezen. De rechtbank ziet hierin evenwel geen aanleiding om de zaak te heropenen. Partijen worden hierdoor naar het oordeel van de rechtbank niet in hun procedurele rechten geschaad. Immers, indien tegen onderhavig vonnis alsnog hoger beroep wordt ingesteld, staat het zowel de verdediging als het openbaar ministerie vrij om een andere uitkomst te bepleiten.
In die situatie zal verder ook geen vervolg worden gegeven aan de procesafspraken rondom een billijke vergoeding ex artikel 533 Sv, alleen al niet omdat de onderhavige uitspraak niet in kracht van gewijsde zal gaan.
Bewezenverklaring
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5, eerste lid onder b, van de Wet op de accijns opgenomen verbod.
Strafoplegging
Verdachte wordt schuldig bevonden zonder oplegging van straf of maatregel.
Verdachte heeft zich samen met anderen als productiemedewerker in een sigarettenfabriek schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid onveraccijnsde sigaretten en rooktabak. Met zijn handelen is verdachte een actieve schakel geweest in het proces om de productielijn draaiende te houden en zo een grote hoeveelheid illegale tabaksproducten te produceren.
Lees hier de volledige uitspraak.