Procesafspraken in sociale zekerheidsfraudezaak
/Gerechtshof Amsterdam 25 juli 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2414
De verdachte is op 10 oktober 2019 veroordeeld voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift.
Tegen dat vonnis is namens de verdachte op 22 oktober 2019 hoger beroep ingesteld.
Op 24 januari 2023 heeft de raadsvrouw de verdediging overgenomen en onderzoekswensen ingediend.
Vervolgens heeft de raadsvrouw het hof per e-mailbericht van 15 juli 2024 te kennen gegeven dat de verdediging in overleg is met het openbaar ministerie over procesafspraken.
Van de zijde van het openbaar ministerie
1. Het openbaar ministerie zal vorderen dat de verdachte wordt veroordeeld overeenkomstig de bewezenverklaringen en kwalificaties daarvan van de rechtbank.
2. Het openbaar ministerie zal vorderen dat aan de verdachte wordt opgelegd, een taakstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Van de zijde van de verdachte
3. De verdachte ziet af van het indienen van verdere onderzoekswensen en trekt alle ingediende onderzoekswensen in, onmiddellijk nadat het gerechtshof heeft verklaard dat het de procesafspraken aanvaardt.
4. Door de verdediging worden geen bewijs- of kwalificatieverweren gevoerd. De verdediging zal zich ten aanzien van de bewezenverklaring en de kwalificatie refereren aan het oordeel van het gerechtshof.
5. De verdediging zal het gerechtshof vragen de straf te bepalen overeenkomstig het requisitoir van het openbaar ministerie.
Voornoemde afspraken zijn gemaakt onder de opschortende voorwaarde dat het gerechtshof de procesafspraken aanvaardt.
Beoordeling Hof
Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juli 2024 is de korte inhoud van de procesafspraken voorgehouden en is die inhoud en de totstandkoming daarvan door de verdediging en de advocaat-generaal bevestigd en toegelicht. Nu de verdachte niet in staat was ter terechtzitting te verschijnen, is er op 24 juli 2024 een door de verdachte opgestelde en ondertekende verklaring verstrekt. De verdachte, haar raadsvrouw en de advocaat-generaal hebben aangegeven dat zij zich rekenschap hebben gegeven van de inhoud, de strekking en de consequenties van hun voorstel.
Nu de procesafspraken op basis van vrijwillige wederkerigheid tot stand zijn gekomen en de verdachte middels haar schriftelijke verklaring van 24 juli 2024 en de (mondelinge) toelichting van haar raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juli 2024 ondubbelzinnig heeft aangegeven zich volledig te kunnen vinden in de gemaakte procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten, komen deze afspraken voor een beoordeling door het hof in aanmerking.
Voor het overnemen van de procesafspraken kijkt het hof niet alleen of zij bijdragen aan het verkorten van de procedure en het efficiënter en effectiever afdoen van de zaak waar de afspraken op zien, maar ook of de overeengekomen afspraken voor de beëindiging van de zaak in een redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak, mede gelet op de in artikel 348 en 350 Sv genoemde vraagpunten.
Het hof neemt bij de beoordeling van de procesafspraken (mede) in aanmerking het lange tijdsverloop tot op heden, de redelijke termijn die in hoger beroep reeds met twee jaren en negen maanden flink is overschreden en de te verwachten duur bij voortzetting van de procedure in hoger beroep. Daarbij is van belang dat op dit moment nog geen datum voor een inhoudelijke behandeling kan worden vastgesteld, gelet op de door de verdediging ingediende onderzoekswensen waarover eerst een beslissing zou moeten worden genomen. Door het afsluiten van de zaak op de wijze als door de partijen wordt voorgesteld, wordt de toch al langdurende procedure beëindigd.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat – met het oog op de vraagpunten van artikel 348 en 350 Sv – van het afdoeningsvoorstel niet kan worden gesteld dat het niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting.
Nu het hof de afspraken overneemt, komen de door de verdediging reeds ingediende onderzoekswensen te vervallen en zal het hof het vonnis waarvan beroep bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging.
Lees hier de volledige uitspraak.