Proefschrift: Het onderscheid tussen commuun en bijzonder strafrecht
/Vorig jaar is Jelle Cnossen gepromoveerd op het onderscheid tussen commuun en bijzonder strafrecht. Zijn proefschrift, dat recent online is gepubliceerd, draagt de naam: ‘Wisselwerking tussen commuun en bijzonder materieel strafrecht: een analyse en waardering in het licht van de beginselen van codificatie, schuld en legaliteit’.
Het proefschrift van Cnossen onderzoekt de wisselwerking tussen het commune en het bijzondere materiële strafrecht in Nederland. De centrale vraag luidt: Is de doorwerking van bijzonder materieel strafrecht op het commune materiële strafrecht legitiem, bezien vanuit het codificatiebeginsel en toegespitst op de beginselen van schuld en legaliteit?
De aanleiding voor dit onderzoek is het groeiende volume en de inhoudelijke invloed van het bijzondere strafrecht op het systeem van het materiële strafrecht als geheel. In beginsel is dit strafrecht bedoeld als uitzondering op het centraal gecodificeerde Wetboek van Strafrecht, maar in de praktijk is er sprake van structurele en kwalitatieve doorwerking van het bijzondere naar het commune strafrecht.
Codificatiebeginsel: fundament van het materiële strafrecht
Het codificatiebeginsel, verankerd in artikel 107 Grondwet, vereist dat het materiële strafrecht zoveel mogelijk in een samenhangend wetboek wordt ondergebracht. Deze gedachte stamt uit de Franse en Nederlandse codificatiegeschiedenis (Code Pénal, Crimineel Wetboek 1809, Wetboek van Strafrecht 1886). Bij de invoering van dit laatste wetboek werd beoogd om alle misdrijven daarin te centraliseren en slechts in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij fiscale of militaire delicten, van dat principe af te wijken.
Cnossen laat zien dat de codificatiegedachte niet alleen technisch-juridisch van belang is, maar ook diep geworteld is in het idee van rechtszekerheid en individuele vrijheid. Het wetboek zou als centraal ankerpunt moeten fungeren, niet alleen om normatieve duidelijkheid te bieden, maar ook om willekeur te voorkomen.
Schuld- en legaliteitsbeginsel als toetsingskaders
Naast het codificatiebeginsel vormen het schuldbeginsel en het legaliteitsbeginsel de normatieve beoordelingskaders van het proefschrift.
Het schuldbeginsel vereist dat strafrechtelijke aansprakelijkheid alleen kan bestaan indien sprake is van verwijtbaarheid. Schuldvormen zoals opzet en culpa zijn hierin essentieel.
Het legaliteitsbeginsel vereist dat gedragingen slechts strafbaar zijn op basis van een vooraf bestaande, duidelijke wettelijke bepaling. Daarbinnen zijn deelbeginselen als het lex scripta- en het lex certa-gebod van belang.
Het onderzoek laat zien dat afwijkingen van deze beginselen zich vooral voordoen in het bijzonder strafrecht, en dat deze afwijkingen soms ook hun weg vinden naar het commune strafrecht.
Analyse van bijzondere wetten
Het vierde hoofdstuk van het proefschrift bevat een diepgaande analyse van vijf belangrijke bijzondere wetten:
Wegenverkeerswet 1994 (WVW)
Schuldvormen zijn onduidelijk of ontbreken geheel.
Roekeloosheid wordt ongespecificeerd gebruikt.
Er is sprake van vage normstelling (legaliteitsprobleem).
Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)
De figuur van het ‘pleitbaar standpunt’ ondermijnt verwijtbaarheid.
De normstelling is afhankelijk van administratief recht, wat schuurt met het lex certa-beginsel.
Wet op de Economische Delicten (WED)
Schuldvormen zijn gefragmenteerd en cumulatief (meerdere tegelijk).
Legaliteitsbeginsel wordt ondermijnd door gelede normstellingen en onduidelijke terminologie.
Opiumwet
Voorwaardelijk opzet wordt hier inhoudelijk verbreed, met nadruk op zorgplichten.
Daardoor ontstaat spanning met de klassieke schuldopvatting.
Wet Wapens en Munitie (WWM)
Systematiek en semantiek zijn onduidelijk.
Zowel legaliteit als schuldbegrip worden problematisch toegepast.
Doorwerking naar het commune strafrecht
Cnossen analyseert vervolgens hoe afwijkingen uit het bijzonder strafrecht via wetgeving en jurisprudentie doorwerken in het commune strafrecht.
Via wetgeving
Rechtspersoonlijk daderschap: oorspronkelijk uit de WED, later opgenomen in het commune strafrecht. Dit wijkt af van het klassieke individugerichte schuldbeginsel.
Roekeloosheid: als aparte schuldvorm ontwikkeld in het bijzonder strafrecht, later overgenomen in het commune systeem.
Strafbaarstellingen: complexere en vagere formuleringen zoals in bijzondere wetten beginnen ook het wetboek te beïnvloeden.
Via jurisprudentie
Functioneel daderschap en voorwaardelijk opzet worden steeds ruimer geïnterpreteerd.
Jurisprudentie uit bijzondere wetten wordt impliciet overgenomen in commune strafzaken.
Hierdoor ontstaat een sluipende herdefinitie van basisbegrippen als ‘opzet’ en ‘schuld’.
Conclusies
Cnossen concludeert dat het bijzondere strafrecht zijn bedoelde uitzonderingspositie ruimschoots is ontgroeid – zowel kwantitatief als kwalitatief. Het bijzondere strafrecht beïnvloedt niet alleen zijn eigen domein, maar ook het hart van het strafrecht: het commune systeem.
Problemen die dit veroorzaakt
Codificatiebeginsel onder druk – De centrale positie van het wetboek wordt ondermijnd.
Schuldbeginsel vervaagt – Door onder andere functioneel daderschap en vage schuldvormen.
Legaliteitsbeginsel wordt uitgehold – Door normoverlap, vage normen en administratieve afhankelijkheid.
Het gevolg is dat de fundamentele waarborgen van het materiële strafrecht niet langer vanzelfsprekend worden gegarandeerd.
Aanbevelingen
Cnossen doet concrete aanbevelingen voor toekomstig strafrechtelijk beleid:
Herbouw – Een herziening van het Wetboek van Strafrecht is wenselijk om het codificatiebeginsel te herstellen.
Renovatie – Tot die tijd moeten wetgevers en rechters strikter toezien op afstemming van bijzondere strafwetten op het commune recht.
Normatieve reflectie – Er moet een meer bewuste afweging worden gemaakt bij afwijkingen van het algemeen deel, met expliciete toetsing aan schuld en legaliteit.
Slotbeschouwing
Het proefschrift biedt een diepgravende en systematische analyse van hoe structurele afwijkingen van fundamentele beginselen binnen het bijzondere strafrecht sluipenderwijs het gehele strafrechtsysteem transformeren. Cnossen pleit voor een herijking van de rol van het wetboek en een herstel van het normatieve primaat van codificatie, schuld en legaliteit.