Rechtbank neemt tussenbeslissingen in zaak over sjoemelsoftware auto’s

De Rechtbank Amsterdam heeft tussenbeslissingen genomen in twee zaken waarin een collectieve actie wordt gevoerd tegen circa 140 autofabrikanten, importeurs en autodealers wegens zogenaamde sjoemelsoftware. Met de tussenbeslissingen legt de rechtbank de kaders vast voor de eventuele inhoudelijke behandeling van de zaak.

Claimzaak tegen Volkswagen en Fiat-Chrysler

De twee zaken zijn aangespannen door de Stichting Diesel Emissions Justice tegen het Volkswagen concern en het Fiat-Chrysler concern. De claimstichting behartigt de belangen van autobezitters die stellen te zijn gedupeerd doordat hun auto is uitgerust met sjoemelsoftware. Deze software zorgt ervoor dat auto’s bij een emissietest leken te voldoen aan de normen voor uitstoot, terwijl de motor in feite meer uitstootte dan was toegestaan. 

De rechtbank geeft in de tussenbeslissingen een oordeel over twee vragen: de vraag of, en zo ja ten behoeve van welke autobezitters de claimstichting bij de Nederlandse rechter kan procederen en de vraag of het ‘oude’ recht inzake collectieve acties van toepassing is, of het nieuwe recht (de zogenaamde Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie, de WAMCA) zoals dat geldt vanaf 2020.

Internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter

In de zaak tegen het Volkswagen-concern is de rechtbank alleen bevoegd voor zover de claimstichting de belangen behartigt van autobezitters die bij een van de gedaagde autodealers een auto hebben gekocht. Dat zullen vrijwel uitsluitend Nederlandse autokopers zijn, omdat alleen Nederlandse autodealers zijn gedagvaard. De rechtbank is ook bevoegd, voor zover het om de belangen van die autobezitters gaat, om de eventuele aanspraken jegens de buitenlandse autofabrikanten (Volkswagen, Audi, Porsche, Seat en Škoda) en een toeleverancier (Bosch) te beoordelen. 

In de zaak tegen Stellantis (het Fiat-Chrysler concern) ligt dat anders, omdat de autokopers volgens de claimstichting ook een vordering tegen de Nederlandse holding hebben. Daardoor is de rechtbank bevoegd ten aanzien van alle kopers – dus ook de niet-Nederlandse – die in Europa een auto van de desbetreffende merken hebben gekocht waarin volgens hen sjoemelsoftware is verwerkt. De rechtbank is ook bevoegd om ten behoeve van al die autokopers eventuele aanspraken jegens de buitenlandse autofabrikanten (Fiat-Chrysler en Alfa Romeo) te beoordelen.

Toepasselijkheid van de WAMCA

In beide zaken is volgens de rechtbank niet de nieuwe WAMCA maar het tot eind 2019 geldende ‘oude’ recht van toepassing. De rechtbank ziet het ontwikkelen van de sjoemelsoftware als het in deze zaken beslissende mogelijk onrechtmatig handelen. Het overgangsrecht bepaalt dat de WAMCA van toepassing is op gebeurtenissen die na 15 november 2016 hebben plaatsgevonden. De ontwikkeling van de software heeft volgens de claimstichting vóór die datum plaatsgevonden. De WAMCA maakt het mogelijk in collectieve acties ook schadevergoeding te vorderen. Nu de WAMCA in deze zaken niet van toepassing is, kan dat in deze zaken dus niet. Mocht de rechtbank na de inhoudelijke behandeling van de zaak tot het oordeel komen dat de autoconcerns onrechtmatig hebben gehandeld, dan zullen autobezitters op individuele basis een schadevergoeding moeten claimen. Ook kan dit de basis zijn voor onderhandelingen over een collectieve schadeafwikkeling. 

Verder verloop van de procedures

In het vervolg van de procedure moet de rechtbank nu in beide zaken beslissen of de claimstichting voldoet aan de daaraan in de wet gestelde ontvankelijkheidseisen. Als dat het geval is, komt er daarna een inhoudelijke beoordeling.

Uitspraken

Print Friendly and PDF ^