Rechtspersoon veroordeeld wegens valsheid in geschrift en overtreding van de Wet dieren: onjuiste vaccinaties uitgevoerd en hoger aantal vaccins in rekening gebracht dan werkelijk gebruikt

Rechtbank Overijssel 14 november 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:4229

De Verdacht bedrijf, is op 1 januari 2009 opgericht en houdt zich bezig met veterinaire dienstverlening. Medeverdachte maat 1 is sinds de oprichtingsdatum maat en onbeperkt bevoegd.

Daarnaast waren ten tijde van de ten laste gelegde periode maat 2, maat 3, maat 4 en maat 5 onbeperkt bevoegde maten van de maatschap.

Aanleiding onderzoek

Op donderdag 19 januari 2017 hebben de maten maat 3 en maat 4 aangifte gedaan bij de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit NVWA (hierna NVWA-IOD).

Volgens maat 3 en maat 4 is de Verdacht bedrijf onder andere actief in de pluimveesector bij ongeveer 30 vleeskuikenhouders en is medeverdachte maat 1 de enige dierenarts binnen de kliniek die pluimveebedrijven consulteert en daartoe onder meer de NCD (Newcastle Disease of pseudo-vogelpest) vaccinaties bij pluimveehouders verzorgt.

NCD is een zoönose en zeer besmettelijke (virale) pluimveeziekte die gepaard gaat met hoge pluimveesterfte. Een uitbraak met NCD is niet denkbeeldig. In Nederland is er een wettelijke verplichting om de pluimveestapel door middel van een vaccinatie tegen dit virus te beschermen.

Maat 3 en maat 4 hebben het vermoeden dat medeverdachte maat 1 de NCD-vaccinaties bij voormelde vleeskuikenhouders in het geheel niet, dan wel onvoldoende (met te weinig entstof), uitvoert en daarmee opzettelijk in strijd handelt met de wettelijke verplichting voor het vaccineren ter voorkoming van NCD.

Medeverdachte maat 1 heeft volgens hen in zijn hoedanigheid als dierenarts vaccinatieverklaringen onjuist dan wel valselijk opgemaakt voor de betrokken pluimveebedrijven.

Hij deed en doet dat volgens hen door op de vaccinatieverklaringen te vermelden dat de NCD-vaccinatie op het betreffende pluimveebedrijf met een bepaalde hoeveelheid vaccin is uitgevoerd, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is. Deze verklaringen worden door maat 1 ondertekend.

Uit de administratie van de dierenkliniek komt naar voren dat de hoeveelheid ingekocht NCD-vaccin in geen verhouding staat tot de hoeveelheid verkocht vaccin. Er is veel meer verkocht dan dat er is ingekocht.

Naar aanleiding van deze aangiften is een strafrechtelijk onderzoek naar verdachte en medeverdachte maat 1 gestart.

Verdenking

  • feit 1: zich in de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrifte, door valselijk 96 vaccinatieverklaringen op te maken;

  • feit 2: zich in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrifte, door valselijk 202 vaccinatieverklaringen op te maken;

  • feit 3: zich in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 januari 2017 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrifte, door valselijk 29 vaccinatieverklaringen op te maken;

  • Feit 4: zich in de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 januari 2017 schuldig heeft gemaakt aan toepassen van het diergeneesmiddel Nobilis ND Clone 30 in strijd met de bijsluiter;

  • Feit 5: zich in de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 januari 2017 schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie, door hierin opzettelijk de onder de feiten 1 tot en met 3 genoemde valse vaccinatieverklaringen op te nemen.

Het oordeel van de rechtbank

Daderschap rechtspersoon

Verdachte is een maatschap en wordt overeenkomstig het bepaalde in het derde lid van artikel 51 Sr met een rechtspersoon gelijkgesteld.

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte kan worden aangemerkt als dader van de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank beantwoordt deze vraag aan de hand van de criteria zoals uiteengezet door de Hoge Raad in HR 21 oktober 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF7938, het zogenoemde Drijfmest-arrest).

Hieruit blijkt dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt, indien de verboden gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Daarvan kan sprake zijn indien zich één of meer van de navolgende omstandigheden voordoen: het gaat om een handelen of nalaten van iemand die werkzaam is voor dan wel ten behoeve van de rechtspersoon, de gedraging in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon past, de gedraging de rechtspersoon dienstig is geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of de rechtspersoon erover vermocht te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en/of de gedraging blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon wordt aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede is begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de gedraging.

Naar het oordeel van de rechtbank hebben de onder 1. tot en met 5. ten laste gelegde gedragingen plaatsgevonden in de sfeer van verdachte, nu medeverdachte maat 1 werkzaam was ten behoeve van de maatschap, zijn gedragingen pasten in de normale bedrijfsvoering van de maatschap en de gedragingen van medeverdachte maat 1 de maatschap ook dienstig zijn geweest.

Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen is gebleken dat medeverdachte maat 1 de NCD-vaccinaties voor de maatschap uitvoerde, dat medeverdachte maat 1 binnen de maatschap ook verantwoordelijk was voor de administratie van deze vaccinaties en dat daarbij de facturatie plaats vond op basis van de door hem aangeleverde vaccinatieverklaringen. Hierdoor is een hoger aantal vaccins bij de pluimveehouders in rekening gebracht dan werkelijk is gebruikt wat de maatschap financieel dienstig geweest.

Opzet

Naast daderschap van verdachte dient ook het in de tenlastelegging vereiste opzet te kunnen worden vastgesteld bij verdachte. De vraag of het opzet van een individueel persoon kan worden toegerekend aan de rechtspersoon, hangt af van de interne organisatie en van de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken natuurlijke personen. In het algemeen zal opzet van een leidinggevende functionaris steeds kunnen worden toegerekend aan de betreffende rechtspersoon.

Bij vonnis van heden (parketnummer 08-997007-17), waarnaar de rechtbank verwijst, is medeverdachte maat 1 door de rechtbank veroordeeld voor het feitelijk leiding geven aan de door verdachte verrichtte ten laste gelegde gedragingen.

In dit vonnis heeft de rechtbank ten aanzien van het opzet van medeverdachte maat 1 als feitelijk leidinggevende - kort samengevat – het volgende overwogen.

Medeverdachte maat 1 heeft bekend dat hij op de ten laste gelegde vaccinatieverklaringen de verkeerde aantallen door hem gebruikt vaccin heeft ingevuld. Hij wist dat hij volgens de bijsluiter van het diergeneesmiddel Nobilis ND Clone 30 een hele of een halve dosis per dier moest toepassen, maar hij heeft desondanks bewust minder vaccin gebruikt, te weten 1 op 5 of 1 op 6. Dit om de volgens hem hoge entreactie te verminderen.

Gelet hierop, en gelet op het feit dat medeverdachte maat 1 deze valse vaccinatieverklaringen in de bedrijfsadministratie van de Verdacht bedrijf heeft opgenomen als zijnde echt en onvervalst, had hij naar het oordeel van de rechtbank het oogmerk om deze vaccinatieverklaringen als echt te gebruiken.

Het opzettelijk handelen van medeverdachte maat 1 bij de onder 1. tot en met 5. ten laste gelegde gedragingen met het bovenbedoelde oogmerk kan, gelet op het voorgaande, aan verdachte worden toegerekend.

Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.

Bewezenverklaring

  • Feiten 1, 2 en 3 telkens: valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;

  • feit 4 overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.19, derde lid, onderdeel a van de Wet dieren, juncto artikel 2.8, eerste lid, sub c van de Wet Dieren, gepleegd door een rechtspersoon;

  • feit 5 valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon.

Strafoplegging

  • een voorwaardelijke geldboete van 50.000 euro met een proeftijd van 2 jaar

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^