Schenden inlichtingenplicht: stelling dat verdachte onwetend was, de administratie zoek is geraakt bij verhuizing en zijn computer is gecrasht is onvoldoende aannemelijk geworden
/Rechtbank Den Haag 26 maart 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:2653
In 2013 is de commanditaire vennootschap van verdachte failliet verklaard. Na faillissement heeft verdachte, als bestuurder, geen dan wel onvoldoende informatie aan de curator verschaft, zo heeft hij geen bankoverzichten gegeven. Ook heeft hij onvoldoende een administratie gevoerd. Verdachte heeft eerder met faillissementen te maken gehad en is als bestuurder wegens onbehoorlijk bestuur aangesproken. De stelling van verdachte dat hij onwetend was, de administratie zoek is geraakt bij verhuizing en zijn computer is gecrasht is onvoldoende aannemelijk geworden.
Feit 1
Bedrijf 1 betreft een voortzetting op 26 november 2010 van een eenmanszaak Bedrijf 1. De verdachte was sinds 9 mei 2011 vermeld als gevolmachtigde namens de onderneming.
Op 7 mei 2013 is Bedrijf 1 door de rechtbank Den Haag failliet verklaard. De rechtbank heeft curator 1 benoemd tot curator.
Nadat zij op 30 september 2013 al melding had gedaan bij het Fraudemeldpunt West-Nederland van mogelijk gepleegde faillissementsfraude door de verdachte in het faillissement van Bedrijf 1, heeft de curator op 13 december 2013 aangifte gedaan van faillissementsfraude door de verdachte.
In die aangifte heeft de curator verklaard dat zij een aantal malen heeft getracht om van de verdachte de administratie te ontvangen en dat dit niet gelukt is.
De curator heeft geen kopieën van de abonnementenadministratie, verkoopfacturen gegevens van bankrekeningen en jaarrekening ontvangen. Het wel aangeleverde grootboek is niet compleet en er is geen belastinginformatie. Tenslotte zijn geen activa aangetroffen, terwijl er aanwijzingen zijn dat er ooit een auto is aangeschaft.
Door de handelwijze van de verdachte zijn de crediteuren benadeeld. Op het moment van de aangifte bedroegen de vorderingen van de erkende crediteuren in totaal €77.257,12.
Uit onderzoek door de politie is gebleken dat de verdachte eerder betrokken was bij faillissementen van onder andere Bedrijf 2 (failliet verklaard op … 1 ), Bedrijf 3 (failliet verklaard op … 4 ) en Bedrijf 1 (failliet verklaard op … 3 ). In deze faillissementen trad als curator op curator 2, die aan de politie heeft laten weten dat hij de verdachte als bestuurder aansprakelijk heeft gesteld in de faillissementen, en dat dit te maken had met een administratie die niet aan de eisen voldeed.
In haar melding d.d. 30 september 2013 van vermoedelijke faillissementsfraude heeft de curator verklaard dat de verdachte in het verleden directeur-grootaandeelhouder is geweest van een aantal vennootschappen die zijn gefailleerd. De verdachte is door de curator in deze vennootschappen aangesproken vanwege onbehoorlijk bestuur. Er is toen een schikking getroffen met de verdachte, maar die heeft hij nooit betaald.
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij meerdere keren failliet is gegaan. Het overkomt je gewoon, aldus de verdachte. De verdachte heeft verder verklaard dat financiële documenten van Bedrijf 1 verloren zijn gegaan bij een computercrash en dat hij een deel van de administratie van Bedrijf 1 is kwijt geraakt bij een verhuizing. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij het spijtig vindt dat het zo gelopen is en dat als hij had voorzien dat het tot een strafzaak kon leiden, hij extra tijd zou hebben vrijgemaakt om zijn best te doen de boekhouding aan te leveren bij de curator. De verdachte was dan zelf achter de financiële documenten aangegaan die hij was verloren door de computercrash.
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers.
De rechtbank overweegt omtrent dit verweer als volgt.
Bedrieglijke bankbreuk?
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is tenminste vereist dat Bedrijf 1 opzettelijk niet heeft voldaan aan de verplichtingen ten opzichte van het voeren van een deugdelijke administratie in de zin van artikel 3:15i BW. Voorts moet dit nalaten zijn geschied “ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon”. Dit wil zeggen dat sprake moet zijn geweest van opzet op de verkorting van de rechten van de schuldeisers (oftewel op de benadeling van de schuldeisers), waarbij voorwaardelijk opzet voldoende is. Voor het bewijs van dit voorwaardelijk opzet is allereerst vereist dat de gedragingen van de verdachte tenminste de aanmerkelijke kans op die benadeling hebben doen ontstaan. Daarnaast moet de verdachte die aanmerkelijke kans bewust hebben aanvaard.
De rechtbank stelt als eerste vast dat de verdachte opzettelijk geen deugdelijke administratie heeft gevoerd en geen volledige administratie aan de curator heeft overgelegd. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn administratie gedeeltelijk is verloren en volgens de aangifte van de curator heeft hij geen volledige administratie overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte als ervaren ondernemer wist dat hij door het verlies van stukken geen deugdelijke administratie had, terwijl uit zijn verklaring ter terechtzitting blijkt dat hij ook niet de benodigde actie heeft ondernomen om dit te herstellen.
Was sprake van opzet op verkorting rechten schuldeisers?
De rechtbank is van oordeel dat door de manier waarop de verdachte zijn boekhouding voerde en door het niet volledig overleggen van zijn boekhouding aan de curator de aanmerkelijk kans is ingetreden dat bij een faillissement schuldeisers zouden worden benadeeld. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte bewust deze aanmerkelijke kans heeft aanvaard. De verdachte is al jaren ondernemer en was ervan op de hoogte dat hij een deugdelijke boekhouding moest voeren. Verder volgt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen dat de andere bedrijven van de verdachte in 2008 en 2009 failliet zijn verklaard en hij als bestuurder in die faillissementen door de curator is aangesproken op onbehoorlijk bestuur, waarvoor hij een schikking aangeboden heeft gekregen, omdat ook toen de administratie niet op orde was. De rechtbank is van oordeel dat ook hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte heeft moeten en kunnen weten dat hij, door op deze manier zijn boekhouding te voeren, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de rechten van de schuldeisers bedrieglijk verkort zouden worden.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte op zijn minst genomen in voorwaardelijke zin zijn opzet gericht had op de bedrieglijke verkorting van de rechten (benadeling) van de schuldeisers en verwerpt daarom het verweer van de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2
In een gesprek op 15 mei 2013 heeft de curator de verdachte verzocht om uitlevering van de complete administratie. Op 22 mei 2013 heeft de curator via e-mail een afspraak gemaakt met de verdachte dat hij de maandag erna de administratie zou komen brengen. De curator heeft in een e-mailbericht van 28 mei 2013 aan de verdachte medegedeeld dat hij verzuimd had de dag ervoor de administratie te komen brengen. Daarbij heeft zij hem eveneens verzocht het grootboekoverzicht aan te leveren. Op 3 juni 2013 bleek de verdachte twee ordners met administratie bij het kantoor van de curator te hebben afgegeven. De curator heeft hem diezelfde dag via e-mail medegedeeld dat dit niet de complete administratie was aangezien bankafschriften, verkoopfacturen, belastingaangiften en –aanslagen ontbraken en de personeelsadministratie ontbrak. Op 17 juni 2013 heeft de curator de verdachte er nogmaals op gewezen dat zij de rest van de administratie, zoals eerder verzocht, ook wilde ontvangen. De curator heeft de verdachte op 4 juli 2013 per e-mail medegedeeld dat zij de rest van de administratie nog steeds niet had ontvangen en dat zij hem hiervoor de tijd gaf tot volgende week vrijdag. Op 6 augustus 2013 heeft de curator contact opgenomen met de verdachte en vervolgens via e-mail bevestigd dat hij had aangegeven binnen twee weken de ontbrekende administratie aan te leveren. De curator heeft hierbij aangegeven dat zij tot dan toe alleen de inkoopadministratie had ontvangen. Op 11 september 2013 heeft de curator per e-mail aan de verdachte medegedeeld dat hij nog tot maandag de tijd had om aan te leveren wat was afgesproken. De curator ontving vervolgens op 16 september 2013 van de verdachte een brief, gedateerd 20 augustus 2013, waarin stond dat hij de gevraagde informatie niet kon verstrekken, omdat de gevraagde stukken verloren waren geraakt, waarschijnlijk bij zijn verhuizing van Alphen aan den Rijn naar Kleve.
Op 13 december 2013 heeft de curator aangifte gedaan van faillissementsfraude door de verdachte. Hierbij heeft de curator verklaard dat zij een aantal malen heeft getracht om van de verdachte de administratie te ontvangen en dat dit niet gelukt is. De verdachte heeft op meerdere verzoeken van de curator geen aanvullende informatie aangeleverd.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat een gedeelte van de boekhouding, te weten werkbonnen en inkoopnota’s, zoek is geraakt tijdens de verhuizing, en dat de curator de loonadministratie had kunnen opvragen bij zijn boekhoudkantoor. De rekening courant documenten stonden op een computer en zijn verloren gegaan tijdens een crash van die computer, aldus de verdachte.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte over een periode van vele maanden niet heeft voldaan aan de informatieplicht die hij tijdens het faillissement van Bedrijf 1 als bestuurder had tegenover de curator.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
Bewezenverklaring
Feit 1 primair: als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van de rechtspersoon, niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, in dat artikel bedoeld;
Feit 2: in staat van faillissement verklaard, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, weigeren de vereiste inlichtingen te geven;
Strafoplegging
taakstraf van 40 uur
voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar
Lees hier de volledige uitspraak.