Slagende bewijsklacht witwassen
/Hoge Raad 16 april 2013, LJN BZ7149
Feiten
Verzoekster is bij arrest van 13 april 2011 door het Gerechtshof te Amsterdam wegens medeplegen van witwassen en medeplegen van valsheid in geschrift veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uren.
Op 17 oktober 2007 heeft A B.V. een Nissan type Infinity verkocht voor een bedrag van € 41.500,-. Uit de koopovereenkomst van 17 oktober 2007 blijkt dat als koper staat vermeld betrokkene 1. Deze koopovereenkomst is ondertekend door verdachte en niet door betrokkene 1. Volgens de factuur autoverkoop, op naam van betrokkene 1, ruilt medeverdachte zijn Mercedes in voor een bedrag van € 22.500,- en betaalt hij op 25 oktober 2007 contant € l9.000,-. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat medeverdachte de auto heeft uitgekozen en dat de auto op naam van haar broer is gekomen. Medeverdachte heeft eerst zelf nog even in de auto gereden en daarna is verdachte erin gaan rijden. Betrokkene 1 verklaart dat de handtekening op de koopovereenkomst van 17 oktober 2007 niet zijn handtekening is, dat medeverdachte aan hem gevraagd had of de Nissan een paar dagen op zijn naam mocht staan en dat medeverdachte de auto daarna op naam van zijn eigen vader zou zetten.
Nadat het koopcontract is getekend wordt de auto voor een zeer korte periode op naam van betrokkene 1 gezet waarna de auto op naam van de vader van medeverdachte wordt gezet.
De Nissan staat sinds 5 maart 2009 op naam van verdachte. De stelling van haar raadsman dat zij vanaf dat moment een auto nodig heeft voor haar kledingwinkel wordt niet onderbouwd door de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting aangezien verdachte haar kledingwinkel gestart is in februari/maart 2008.
Medeverdachte wordt op 25 april 2009 als bestuurder van een personenauto merk Mercedes Benz type ML320 Cdi ter waarde van € 53.000,- staande gehouden. De auto stond op naam van een derde. Zijn auto is met toestemming van medeverdachte doorzocht en in de auto werd een bundel met 100 € 50,- biljetten aangetroffen. Tijdens verdere doorzoeking in de auto zijn tien GSM telefoons aangetroffen waarvan er negen aan stonden, 2 plastic zakjes bevattende cocaïne en zes handgeschreven briefjes met verhullend taalgebruik. Tijdens de insluitingfouillering zijn onder medeverdachte € ll.200,- (o.a. 14 coupures van € 500,-) en een horloge Audemars Piquet ter waarde van € 72.200,- inbeslaggenomen.
Uit verder onderzoek bleek dat medeverdachte feitelijke zeggenschap had over diverse auto's terwijl deze auto's op naam van derden stonden. Tijdens doorzoeking op het GBA-adres van medeverdachte werd een ontmantelde hennepplantage aangetroffen. Op het GBA-adres van verdachte zijn 2 plakken hasjiesj a 2 kilogram, 253 gram hasjiesj, een plastic zakje cocaïne (37,9 gram) en een pistool merk Glock kaliber 9 mm en 15 patronen aangetroffen. Daarnaast ook een aantal kassabonnen, nota's en stortingsbewijzen die betrekking hadden op contante aankopen van luxe goederen. Tegenover de uitgaven en bezittingen van medeverdachte staan nagenoeg geen inkomsten.
Ook verdachte had geen inkomsten, anders dan een uitkering. Pas sinds 2008 had verdachte inkomsten, doch marginaal.
Uit gegevens van de belastingdienst over verdachte blijkt het volgende:
- In 2004; uitkering UVV
- In 2005: € 13.369
- In 2006: € 2.140
- In 2007: € 0
- In 2008: omzet dameskledingzaak € l09.778,-
- 1e kwartaal 2009: omzet dameskledingzaak; € 32.000.
Op grond van acht het vorengaande hof het aannemelijk dat verdachte en haar (toenmalige) vriend medeverdachte in de periode genoemd in de tenlastelegging inkomsten uit misdrijf hebben verworven.
Daar komt nog het volgende bij.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat ze sinds zes á zeven jaar een relatie had met medeverdachte maar dat het de laatste twee maanden niet meer zo goed ging. Uit het proces-verbaal van bevindingen (buurtonderzoek) van 18 augustus 2010 blijkt, uit verklaringen van buren, dat medeverdachte en verdachte al jaren samenwonen.
Verdachte en haar partner, medeverdachte medeverdachte, kenden elkaar al geruime tijd en volstrekt onaannemelijk is dat zij in die relatie zodanig langs elkaar heen leefden dat verdachte in al die jaren niet kan hebben geconstateerd dat de legale inkomsten van medeverdachte niet in verhouding stonden tot de regelmatige, soms forse uitgaven. Verder heeft verdachte haar handtekening onder de koopovereenkomst van de Nissan geplaatst, terwijl uit die koopovereenkomst bleek dat de auto op naam van haar broer werd gezet.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van de Nissan nu zij moet hebben geweten dat die auto, geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, afkomstig was uit misdrijf.
Verder heeft verdachte het oogmerk gehad op het doen gebruiken van de valse koopovereenkomst (m.b.t. genoemde Nissan).Zij heeft haar handtekening geplaatst onder de naam van een ander op een contract waarvan het de bedoeling was dat het na ondertekening gebruikt zou worden om te kunnen bewijzen dat de Nissan was gekocht door betrokkene 1.
Verdachte en medeverdachte zijn de gebruikers geweest van deze auto terwijl de auto langere tijd op naam van anderen heeft gestaan. Uiteindelijk is de auto op naam van verdachte gezet. Gebleken is dat verdachte wist dat het contract betrekking had op de koop van de Nissan en zij wist tevens dat zij haar handtekening als koper op het contract plaatste, terwijl zij niet de koper van de Nissan was. Dit betekent dat verdachte met het plaatsen van de handtekening het oogmerk heeft gehad op het(door een ander) doen gebruiken van een valse koopovereenkomst.
Middel
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 1 ontoereikend is gemotiveerd, onder meer omdat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat de in de bewezenverklaring genoemde auto - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Beoordeling Hoge Raad
Aangezien de bewezenverklaring onder 1, voor zover deze inhoudt dat de verdachte "wist" dat de in de bewezenverklaring genoemde auto - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de door het Hof gebezigde bewijsvoering, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Voor zover het middel hier over klaagt, is het terecht voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.