Vastgoedbedrijf & Hypotheekfraude: verdachte veroordeeld als feitelijk leidinggever
/Rechtbank Amsterdam 16 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:331
De verdachte heeft als feitelijk leidinggever van een vastgoedbedrijf valse documenten laten opstellen en gebruiken voor het verkrijgen van hypotheken. Hierdoor zijn meerdere banken bewogen tot het verstrekken van hypothecaire leningen op basis van gefingeerde dienstverbanden. De fraude betrof een totaalbedrag van ruim € 1,5 miljoen. Daarnaast heeft de verdachte via een constructie, waarin katvangers werden ingezet, een woonboerderij verkregen die vervolgens werd verhuurd. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte samen met een medeverdachte de feitelijke zeggenschap had over deze woning en daarmee schuldig is aan witwassen.
Tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd:
het feitelijke leidinggeven aan het door een rechtspersoon opmaken van valse geschriften, te weten vervalste arbeidsovereenkomsten, salarisspecificaties en werkgeversverklaringen;
het gebruikmaken van deze valse geschriften bij hypotheekaanvragen;
het medeplegen van oplichting van een bank door valse documenten te overleggen en een lening van € 920.000 te verkrijgen;
medeplichtigheid aan oplichting van meerdere banken, waarbij hypotheken zijn verstrekt op basis van gefingeerde dienstverbanden;
het medeplegen van witwassen door het verhullen van de werkelijke eigendom van een woonboerderij, die door fraude was verkregen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte schuldig wordt bevonden aan alle ten laste gelegde feiten. Gezien de omvang en ernst van de fraude eist het Openbaar Ministerie een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft meerdere verweren gevoerd, die de rechtbank als volgt beoordeelt:
1. Vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek
De raadsman stelt dat het onderzoek onrechtmatig is gestart op basis van een onzorgvuldig samengesteld RIEC-signaal en dat de daaruit verkregen bewijsstukken moeten worden uitgesloten. De rechtbank verwerpt dit verweer. De politie heeft de informatie uit het RIEC-signaal geverifieerd door gegevens bij verschillende instanties op te vragen. Pas na deze verificatie is het opsporingsonderzoek gestart. Er is derhalve geen sprake van een vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting leidt.
2. Geen feitelijk leidinggeven
De verdediging betoogt dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als feitelijk leidinggever, omdat een medeverdachte de dagelijkse leiding had over het bedrijf. Ook zou de verdachte slechts administratieve taken hebben verricht en niet betrokken zijn bij het opstellen van de valse documenten.
De rechtbank overweegt dat de verdachte sinds 30 oktober 2017 enig bestuurder was van het bedrijf en als zodanig beslissingsbevoegd was. Daarnaast blijkt uit getuigenverklaringen dat hij de administratie regelde, de salarisbetalingen goedkeurde en direct contact had met de boekhouder die de valse werkgeversverklaringen opstelde. De verdachte heeft bovendien arbeidsovereenkomsten ondertekend waarin valse dienstverbanden werden vastgelegd. Gezien deze actieve betrokkenheid heeft hij niet slechts passief het beleid uitgevoerd, maar daadwerkelijk feitelijke leiding gegeven aan de strafbare gedragingen. Dit verweer wordt verworpen.
3. Geen wetenschap van de fraude
De verdediging stelt dat de verdachte geen wetenschap had van de fraude en slechts zijn handtekening zette op documenten zonder deze inhoudelijk te controleren.
Uit e-mailcorrespondentie en verklaringen van de boekhouder blijkt echter dat de verdachte herhaaldelijk instructies gaf over de inhoud van arbeidsovereenkomsten en werkgeversverklaringen. Ook heeft hij zelf e-mails doorgestuurd met inloggegevens van hypotheekdossiers. Verder is in de administratie geen enkele correspondentie aangetroffen waaruit blijkt dat de verdachte bezwaar maakte tegen het opstellen van de valse documenten. Dit toont aan dat hij niet slechts nalatig was, maar actief betrokken was bij de fraude.
4. Geen strafbare betrokkenheid bij witwassen
Volgens de verdediging kan de verdachte niet worden veroordeeld voor witwassen, omdat de woonboerderij civielrechtelijk op naam stond van twee andere personen.
De rechtbank overweegt dat strafbaar witwassen niet alleen ziet op juridische eigendom, maar ook op feitelijke zeggenschap. Uit het dossier blijkt dat de verdachte en zijn medeverdachte de woonboerderij gebruikten als bron van inkomsten door deze te verhuren aan derden. Zij regelden renovaties, bepaalden wie er in het pand verbleef en betaalden de hypotheeklasten. Door katvangers als formele eigenaren te gebruiken, hebben zij verhuld wie de werkelijke eigenaars waren. Het verweer wordt verworpen en witwassen wordt bewezen geacht.
5. Niet-ontvankelijkheid van de vervolging vanwege ontbinding van de rechtspersoon
De verdediging stelt dat de verdachte niet vervolgd kan worden voor feiten die zijn gepleegd door de inmiddels ontbonden rechtspersoon.
De rechtbank verwerpt dit verweer onder verwijzing naar jurisprudentie waarin is bepaald dat feitelijke leidinggevers individueel strafrechtelijk aansprakelijk blijven, ook als de rechtspersoon is opgeheven. De niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de zaak tegen de rechtspersoon heeft dan ook geen gevolgen voor de vervolging van de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat er een grootschalige hypotheekfraude heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte(n) gefingeerde dienstverbanden gebruikten om hypotheken aan te vragen. Het bewijs hiervoor bestaat uit:
Valse documenten: arbeidsovereenkomsten, werkgeversverklaringen en loonstroken waarin stond vermeld dat bepaalde personen in dienst waren bij het vastgoedbedrijf van de verdachte, terwijl zij daar feitelijk niet werkten.
E-mailcorrespondentie: berichten waarin de verdachte instructies gaf over het opstellen van deze documenten en waarin hij contact had met hypotheekadviseurs.
Banktransacties: overboekingen van het vastgoedbedrijf naar de rekeningen van hypotheekaanvragers, die vervolgens direct werden doorgeboekt naar banken om de hypotheeklasten te voldoen. Dit diende om de schijn te wekken van een legitiem salaris.
Verklaringen van medeverdachten en getuigen: onder andere een boekhouder die aangaf dat hij op verzoek van de verdachte en zijn medeverdachte valse werkgeversverklaringen opstelde. Ook hypotheekaanvragers verklaarden dat zij niet bij het bedrijf werkten.
Op basis van dit bewijsmateriaal acht de rechtbank het bewezen dat de verdachte een leidende rol speelde in deze fraude
Feitelijke leidinggeven aan het opmaken van valse geschriften
De rechtbank overweegt dat de verdachte als bestuurder van het vastgoedbedrijf een centrale rol had bij het creëren van de valse documenten. Hij:
ondertekende arbeidsovereenkomsten met gefingeerde dienstverbanden;
was verantwoordelijk voor de salarisadministratie waarin de fictieve lonen werden verwerkt;
gaf instructies aan de boekhouder over de inhoud van de werkgeversverklaringen.
Omdat hij zich actief met de fraude heeft bemoeid, acht de rechtbank bewezen dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het opmaken van de valse geschriften.
Gebruik van valse geschriften bij hypotheekaanvragen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte deze valse documenten bewust heeft gebruikt om hypotheken aan te vragen. De documenten werden ingediend bij banken om aan te tonen dat de hypotheekaanvragers over een stabiel inkomen beschikten. Zonder deze valse documenten zouden de hypotheken niet verstrekt zijn.
Medeplegen van oplichting van een bank
De rechtbank stelt vast dat de verdachte samen met zijn medeverdachte(n) een hypothecaire lening van € 920.000 heeft verkregen door valse documenten aan een bank te overleggen. Dit kwalificeert als oplichting, omdat de bank door listige kunstgrepen werd bewogen tot afgifte van een geldlening.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte wist dat de verstrekte documenten onjuist waren en dat hij een actieve rol speelde in het verkrijgen van de lening.
Medeplichtigheid aan oplichting van meerdere banken
Naast de directe oplichting van een bank, heeft de verdachte ook meegewerkt aan hypotheekfraude door anderen. Hij leverde valse werkgeversverklaringen en loonstroken aan derden, die deze gebruikten om hypotheken aan te vragen bij andere banken. Hierdoor werden meerdere banken bewogen tot het verstrekken van hypothecaire leningen ter waarde van € 584.260. De verdachte is daarom medeplichtig aan deze oplichtingszaken.
Medeplegen van witwassen van een woonboerderij
De rechtbank oordeelt dat de verdachte schuldig is aan het witwassen van een woonboerderij die was verkregen via hypotheekfraude. Hoewel de woning juridisch op naam stond van twee andere personen, blijkt uit het dossier dat de verdachte en zijn medeverdachte(n):
de feitelijke zeggenschap hadden over het pand;
bepaalden wie er in de woning verbleef;
de hypotheeklasten betaalden via een constructie waarbij geld werd doorgesluisd via derden.
Door katvangers als formele eigenaren te gebruiken, heeft de verdachte verhuld wie de werkelijke eigenaren waren. Dit wordt als witwassen gekwalificeerd.
Beoordeling van de gevoerde verweren
Vormverzuimen in het onderzoek
De verdediging stelde dat het onderzoek onrechtmatig is gestart op basis van een RIEC-signaal met onzorgvuldige informatie. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat de politie de informatie uit het signaal heeft geverifieerd voordat het onderzoek werd gestart. Er is dus geen sprake van een vormverzuim dat bewijsuitsluiting rechtvaardigt.
Geen feitelijk leidinggever
De verdediging betoogde dat de verdachte niet als feitelijk leidinggever kan worden aangemerkt, omdat een medeverdachte de dagelijkse leiding had. De rechtbank wijst dit af en overweegt dat de verdachte als bestuurder beslissingsbevoegd was en actief betrokken was bij de frauduleuze handelingen.
Geen wetenschap van de fraude
De verdachte voerde aan dat hij niet wist dat de documenten vals waren en dat hij slechts administratieve taken uitvoerde. De rechtbank wijst dit verweer af, omdat uit e-mails en verklaringen blijkt dat de verdachte instructies gaf over het opstellen van de documenten en wist dat de personen in kwestie niet echt bij het bedrijf werkten.
Geen strafbare betrokkenheid bij witwassen
De verdediging stelde dat de woonboerderij op naam stond van anderen en dat de verdachte daarom niet schuldig kan zijn aan witwassen. De rechtbank verwerpt dit en stelt dat strafbaar witwassen niet alleen ziet op juridische eigendom, maar ook op feitelijke zeggenschap. De verdachte had de controle over de woning en heeft verhuld wie de werkelijke eigenaar was.
Niet-ontvankelijkheid van de vervolging vanwege ontbinding van de rechtspersoon
De verdediging voerde aan dat de verdachte niet vervolgd kon worden, omdat het vastgoedbedrijf was ontbonden. De rechtbank wijst dit af en stelt dat feitelijke leidinggevers individueel strafrechtelijk aansprakelijk blijven, ook als de rechtspersoon ophoudt te bestaan.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van acht maanden passend. Omdat de redelijke termijn met ruim twee jaar is overschreden, wordt een strafvermindering toegepast. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest.
Benadeelde partij
De vordering van een bank tot schadevergoeding wordt niet-ontvankelijk verklaard wegens gebreken in de volmacht. De bank kan haar vordering bij de civiele rechter indienen.
Lees hier de volledige uitspraak.