Verbeurdverklaring via de WED bij overleden verdachte
/Rechtbank Amsterdam 5 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:7543
De vordering strekt tot verbeurdverklaring van een onder Verdachte in beslag genomen contant geldbedrag van (in totaal) €50.250. Daartoe is het volgende aangevoerd. Voordat in de strafzaak van Verdachte onherroepelijk uitspraak is gedaan in eerste aanleg, is hij overleden. Het is aannemelijk dat Verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een economische delict, te weten overtreding van artikel 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit (strafbaar gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer jo. artikel 1a, 2 en 6 WED). Verdachte heeft volgens de officier van justitie deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat zich richtte op de handel in professioneel vuurwerk. Op basis van het dossier is aannemelijk dat Verdachte als onderdeel van dit crimineel samenwerkingsverband professioneel vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en aan anderen ter beschikking heeft gesteld.
De officier van justitie verzoekt het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd te verklaren. Dit geldbedrag is vatbaar voor verbeurdverklaring omdat aannemelijk is dat het uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.
Beoordeling
De rechtbank kan, indien aannemelijk is dat iemand die, voordat in zijn zaak een onherroepelijke uitspraak is gedaan, is overleden, zich schuldig heeft gemaakt aan een economisch delict, bij beschikking op de vordering van het openbaar ministerie de verbeurdverklaring van al in beslag genomen voorwerpen uitspreken (artikel 16 WED).
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vordering van de officier van justitie uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Uit informatie uit de Strafrechtketendatabank d.d. 21 februari 2022 blijkt dat Verdachte op sterfdag 2022 te plaats is overleden.
Zoals hiervoor overwogen, werd Verdachte ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan een economisch delict, namelijk (kort gezegd) het binnen het grondgebied van Nederland te brengen en/of aan een ander ter beschikking te stellen van professioneel vuurwerk. Deze verdenking is naar voren gekomen in het onderzoek 03Fazant, dat zich richtte op een crimineel samenwerkingsverband dat gericht was op illegale handel in professioneel vuurwerk.
De rechtbank concludeert dat aannemelijk is dat Verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handel in illegaal vuurwerk, het delict waarvan hij in onderzoek 03Fazant verdacht werd.
De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende:
Rol van Verdachte bij vervoer en distributie van illegaal vuurwerk
In onderzoek 03Fazant is de verdenking ontstaan dat verdachten grote hoeveelheden vuurwerk bestelden bij Triplex in Polen. Uit facturen en bestelbonnen blijkt dat dit gaat om onder andere “shells”, “flowerbeds” en ander vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F4. Dit vuurwerk kan worden aangemerkt als professioneel vuurwerk. In een ander onderzoek is bovendien soortgelijk vuurwerk van Triplex (onder andere flowerbeds) in beslag genomen en onderzocht. Ook uit dat onderzoek bleek dat het om professioneel vuurwerk ging.
Het bestelde vuurwerk werd afgeleverd bij munitiebunkers in Muni Berka, een terrein in Duitsland. Uit bezoekersregistratie van Muni Berka blijkt dat Verdachte hier zeer frequent aanwezig is geweest, telkens in de aanwezigheid van in ieder geval één medeverdachte. Verdachte bezocht het terrein telkens met voertuigen die niet op zijn naam stonden. Meerdere medeverdachten van Verdachte zijn naar aanleiding van dit onderzoek op 12 januari 2024 veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk de illegale handel in professioneel vuurwerk. Vastgesteld werd dat de criminele organisatie het professioneel vuurwerk na de opslag in Muni Berka verhandelde aan Nederlandse particulieren. Het vermoeden is dat Verdachte vuurwerk ophaalde in Muni Berka en dit verder distribueerde aan afnemers in Nederland. In het dossier is TCI-informatie opgenomen waaruit zou blijken dat Verdachte handelde in vuurwerk en dat klanten middels bestellijsten bestellingen bij Verdachte konden plaatsen. Daarnaast is hij eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, zo blijkt uit zijn strafblad.
Aangetroffen geld in de woning van verdachte
In de woning waar Verdachte verbleef werd op 20 november 2018 in totaal €97.250 aangetroffen, net als een vuurwerklijst met daarop geldbedragen (naar alle waarschijnlijkheid een bestellijst). Het geld is in beslag genomen. Van in totaal €47.000 van het aangetroffen geld bleek dat dit niet aan Verdachte toebehoorde. Van het overige contante geld (€50.250) kan volgens de officier van justitie worden vastgesteld dat dit aan Verdachte toebehoort.
Verdachte is op 2 juli 2020 als Verdachte gehoord. Hij verklaarde tijdens dit verhoor dat hij sinds 2010 alleen een UWV-uitkering heeft ontvangen (á €930 netto per maand) en dat hij wel eens auto’s heeft gekocht in Duitsland om deze vervolgens in Nederland te verkopen. In zevenenhalf jaar zou hij daarmee €30.000 aan omzet hebben behaald. Verdachte verklaart dat het klopt dat hij in Muni Berka is geweest, maar dat hij niets te maken heeft met de handel in vuurwerk. Hij zou wel eens meegereden zijn met iemand om te helpen met het vervoeren van goederen, maar deze goederen zaten dan in folie. De stelling van Verdachte dat hij niet wist wat er onder het folie zat, acht de rechtbank in het licht van de onderzoeksbevindingen ongeloofwaardig.
Van Verdachte is geen (legaal) inkomen bekend dat het aanwezig hebben van €50.250 aan contant geld kan verklaren. Mede gezien de omstandigheid dat een bestellijst met vuurwerk is aangetroffen in de woning waarin het contante geld is aangetroffen, brengt dit de rechtbank tot het oordeel dat het geld geheel of grotendeels uit de baten van voornoemd strafbaar feit is verkregen. Dat maakt dat het geld vatbaar is voor verbeurdverklaring.
Uit onderzoek door het Openbaar Ministerie zijn als wettelijke erfgenamen bekend geworden:
wettelijke erfgenaam 1, geboren geboortedatum 1 te plaats;
wettelijke erfgenaam 2, geboren geboortedatum 2 te plaats;
wettelijke erfgenaam 3, geboren geboortedatum 3 te plaats.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie kan worden toegewezen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank wijst de vordering toe en verklaart verbeurd het geldbedrag van €50.250.
Lees hier de volledige uitspraak.