Veroordeling locatie-directeur school voor verduistering
/Rechtbank Rotterdam 7 juli 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:7100
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking, oplichting en valsheid in geschrift. Zij heeft over een langere periode valse facturen en declaraties opgesteld en ingediend bij naam stichting 1 waarvoor zij werkzaam was, in de functie van locatie-directeur van naam school. Vervolgens zijn deze bedragen uitgekeerd op de privé-rekening van de verdachte tot een totaalbedrag van €20.444,08. Daarnaast heeft de verdachte als penningmeester van naam stichting 2 gedurende een periode van ruim anderhalf jaar een bedrag van in totaal €14.600,21 van die stichting verduisterd. naam stichting 2 is opgericht ter bevordering van de maatschappelijke participatie van leerlingen van naam school, maar heeft nooit activiteiten ontplooid. De verdachte heeft verscheidene malen bedragen van naam stichting 2 naar haar privé-rekening overgemaakt, geld van de stichting contant opgenomen en gebruik gemaakt van de pinpas van de stichting voor privé-doeleinden. De verdachte heeft bij het plegen van deze vermogensdelicten enkel haar eigen belang, te weten financieel gewin, vooropgesteld. Zij heeft niet stilgestaan bij de gevolgen daarvan voor beide stichtingen die door haar handelen ernstig financieel zijn benadeeld. Door haar handelen heeft zij misbruik gemaakt van de mogelijkheden die zij uit hoofde van haar functies had en heeft zij het vertrouwen dat haar werkgever in haar stelde ernstig beschaamd. Bovendien werden beide stichtingen hoofdzakelijk gefinancierd door de rijksoverheid en de gemeente Rotterdam. De verdachte heeft zich dus gemeenschapsgeld toegeëigend en daarmee niet alleen de stichtingen benadeeld maar ook de maatschappij in bredere zin. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Bewezenverklaring
Feit 1: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Feit 2: eendaadse samenloop van verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd en oplichting, meermalen gepleegd
Feit 3: verduistering, gepleegd door beheerders van stichtingen, ten opzichte van enig goed dat zij als zodanig onder zich hebben.
Strafoplegging
Voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een taakstraf van 240 uur met aftrek.
Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij vordert een vergoeding van €50.555 aan materiële schade en een vergoeding van €39.021 aan proceskosten.
Standpunt officier van justitie
De vordering tot schadevergoeding is ingediend door één van de twee bestuurders van de naam benadeelde, namelijk naam. Gedurende de hele procedure is hij steeds gemachtigd geweest om voor de stichting op te treden en de vordering is dan ook volgens de wettelijke vereisten ingediend. De vordering tot vergoeding van de materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van €28.644. Ook de gevorderde proceskosten kunnen worden toegewezen.
Standpunt verdediging
Primair is aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering omdat de vordering is ingediend door naam, terwijl niet gebleken is dat hij gemachtigd is om de naam benadeelde te vertegenwoordigen.
Subsidiair is aangevoerd dat een bedrag van €14.621 in ieder geval niet kan worden toegewezen, nu dit gaat om geld dat is verduisterd van naam stichting 2 en niet van naam benadeelde.
De vordering voorzover die ziet op de proceskosten is niet gespecificeerd en onvoldoende onderbouwd. De behandeling daarvan levert een onevenredige belasting van het strafgeding op zodat de benadeelde partij ook daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling
De vordering is ingediend door naam, voorzitter College van Bestuur, als vertegenwoordiger van de benadeelde partij naam benadeelde. Gedurende de hele procedure heeft hij steeds de naam benadeelde vertegenwoordigd en ook namens haar aangifte gedaan. Een bijzondere schriftelijke volmacht zoals bedoeld in artikel 51c, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is in dit geval niet is vereist, nu naam kennelijk bevoegd is namens de rechtspersoon op te treden, en – zo heeft de rechtbank ter terechtzitting na raadpleging van de website van de Kamer van Koophandel in het bijzijn van partijen geconstateerd – ook als bestuurder staat vermeld bij de Kamer van Koophandel. Nu bovendien geen concreet bezwaar tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van naam is aangevoerd, acht de rechtbank de benadeelde partij ontvankelijk in de vordering (ECLI:NL:HR:2018:2006).
De vordering tot vergoeding van de materiële schade bestaat uit de drie volgende posten:
- €21.911 voor declaratie- en factuurfraude in de periode januari 2014 – 2015;
- €20.444 voor declaratie- en factuurfraude in de periode januari 2016 – oktober 2017;
- €14.621 voor declaratie- en factuurfraude in de periode maart 2016 – oktober 2017 via naam stichting 2.
Hierop strekt volgens de vordering in mindering een bedrag van €6.421 aan ingehouden loonkosten.
Met betrekking tot het bedrag van €21.911 overweegt de rechtbank dat deze declaraties en facturen niet aan de verdachte ten laste zijn gelegd, zodat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. Het bedrag van €14.621 betreft schade geleden door naam stichting 2, en de vordering is ingediend door naam benadeelde. De benadeelde partij zal in deze delen van de vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wel is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht tot een bedrag van €20.444 en dit deel van de gevorderde schadevergoeding is door de verdachte niet betwist, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Hierop strekt in mindering een bedrag van €6.421 aan ingehouden loonkosten, zodat een toe te wijzen bedrag van €14.023 resteert.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 oktober 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. Door de benadeelde partij is een bedrag van €39.021 gevorderd aan proceskosten. Het betreft de kosten van het door de benadeelde partij ingeschakelde onderzoeksbureau Dörr Bedrijfsrecherche. Deze kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor en zullen dan ook worden toegewezen, net als de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Lees hier de volledige uitspraak.