Veroordeling na het niet verstrekken van inlichtingen aan een parlementaire enquêtecommissie

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 januari 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:235

De verdachte is de bestuursvoorzitter van Stichting 1. Hij wordt vervolgd voor meerdere strafbare feiten in verband met zijn betrokkenheid bij een parlementaire enquête naar ongewenste buitenlandse beïnvloeding. De verdachte zou opzettelijk onjuiste informatie hebben verstrekt aan de parlementaire ondervragingscommissie (POCOB) en meineed hebben gepleegd tijdens een verhoor onder ede.

De zaak heeft betrekking op het onderzoek van de Tweede Kamer naar mogelijke buitenlandse financiële beïnvloeding van Nederlandse maatschappelijke en religieuze organisaties. De POCOB vorderde in 2019 inlichtingen en documenten van Stichting 1, waar de verdachte als voorzitter fungeerde. De stichting verstrekte echter onvolledige en onjuiste informatie, wat uiteindelijk leidde tot strafrechtelijke vervolging van de verdachte.

Tenlastelegging

De verdachte werd vervolgd voor de volgende feiten:

  1. Opzettelijk niet voldoen aan de vordering van de parlementaire enquêtecommissie

    • De verdachte en de stichting hebben niet voldaan aan meerdere vorderingen van de POCOB, waaronder het verstrekken van financiële gegevens en de jaarrekening.

  2. Valsheid in geschrift

    • Op 25 maart 2020 heeft de verdachte een brief opgesteld en ondertekend waarin werd gesteld dat de stichting niet over door de FIOD in beslag genomen administratie beschikte, terwijl dit onjuist was.

  3. Gebruikmaken van een vals geschrift

    • Op 30 maart 2020 heeft de verdachte deze onjuiste brief verstuurd aan de Tweede Kamer, waarmee hij zich schuldig maakte aan het opzettelijk gebruikmaken van een vals document.

  4. Meineed

    • Tijdens een verhoor op 19 februari 2020 heeft de verdachte onder ede verklaard dat de stichting niet beschikte over de gevraagde documenten, terwijl uit bewijs bleek dat dit wel het geval was.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal stelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten die het functioneren van een parlementaire enquête ondermijnen. Volgens het Openbaar Ministerie wist de verdachte dat de stichting over de gevraagde documenten beschikte, maar heeft hij willens en wetens onjuiste verklaringen afgelegd en valse documenten gebruikt om de waarheid te verhullen.

Het Openbaar Ministerie eiste een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, gelet op de ernst van de feiten en de impact op de parlementaire onderzoeksprocedure.

Standpunt van de verdediging

De verdediging bepleitte vrijspraak en voerde aan dat de verdachte te goeder trouw heeft gehandeld. De belangrijkste argumenten van de verdediging waren:

  • De verdachte zou niet bewust hebben gelogen, maar verkeerde in de veronderstelling dat de documenten niet meer in het bezit van de stichting waren.

  • De verdachte heeft steeds getracht zo volledig mogelijk aan de vorderingen te voldoen.

  • De POCOB had zelf toegang tot de in beslag genomen documenten bij de FIOD en zou deze zelfstandig hebben kunnen raadplegen.

  • De verdachte was niet opzettelijk nalatig, maar had moeite om de administratie te achterhalen vanwege de complexiteit van het dossier en de teruggegeven stukken.

Oordeel van het hof

Het hof oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle tenlastegelegde feiten, met uitzondering van een deel van de meineed. Het hof overweegt hierbij het volgende:

  • Niet voldoen aan de vorderingen van de POCOB

    • De verdachte was als bestuursvoorzitter verantwoordelijk voor het verstrekken van gevraagde informatie.

    • De documenten waren wel degelijk aanwezig bij de stichting en hadden verstrekt moeten worden.

    • De verdachte heeft opzettelijk onvoldoende inspanningen verricht om de gevraagde gegevens te verstrekken.

  • Valsheid in geschrift en gebruik van een vals geschrift

    • De brief van 25 maart 2020 bevatte aantoonbaar onjuiste informatie over de beschikbaarheid van documenten.

    • De verdachte wist dat deze informatie onjuist was, aangezien hij aanwezig was bij de teruggave van de administratie door de FIOD.

    • De brief is door de verdachte bewust gebruikt om de POCOB te misleiden.

  • Meineed

    • Het hof acht bewezen dat de verdachte tijdens zijn verhoor onder ede in strijd met de waarheid heeft verklaard dat de stichting niet beschikte over de gevraagde documenten.

    • Ten aanzien van andere onderdelen van de meineed acht het hof onvoldoende bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft gelogen. Daarom volgt vrijspraak voor een deel van de meineed.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:

  • het opzettelijk niet voldoen aan de vorderingen van een parlementaire enquêtecommissie (feit 1);

  • valsheid in geschrift (feit 2);

  • het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift (feit 3);

  • meineed, voor zover dit betrekking heeft op de verklaring over de in beslag genomen documenten (feit 4).

De verdachte wordt vrijgesproken van de overige onderdelen van de meineed.

Strafoplegging

Het hof veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 120 uur. Het hof neemt hierbij in overweging:

  • De ernst van de feiten en het ondermijnen van een parlementair onderzoek.

  • Het belang van volledige medewerking aan een parlementaire enquête.

  • De omstandigheid dat de verdachte geen relevant strafblad heeft.

  • De duur van de procedure en de belasting voor de verdachte.

Conclusie

De verdachte heeft zich als bestuursvoorzitter van Stichting 1 schuldig gemaakt aan het niet voldoen aan vorderingen van de POCOB, het opstellen en gebruiken van een vals document en meineed tijdens een parlementair verhoor. Het hof legt een taakstraf van 120 uur op, gelet op de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^