Veroordeling overtreding Meststoffenwet: Geen sprake van schending van het vertrouwensbeginsel

Rechtbank Midden-Nederland 16 september 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5619

In 2019 en 2020 werd op het verdachte bedrijf pluimvee gehouden. Het betroffen zogenaamde dwergouderdieren (hennen en hanen) van vleeskuikens. De rechtbank constateert dat in de wet- en regelgeving geen aparte categorie is vastgesteld voor dwergouderdieren van vleesrassen ondanks de discussie die al jaren daarover wordt gevoerd tussen de pluimveesector en het ministerie. Naar het oordeel van de rechtbank moet dan ook worden uitgegaan van de in de wet vastgelegde categorie van 1,48 pluimvee-eenheden (PE) en niet van 1,00 PE.

De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met artikel 20 Meststoffenwet. Verdachte heeft meer kippen gehouden uitgedrukt in pluimvee-eenheden dan de beschikbare pluimveerechten in het kalenderjaar 2019 en 2020 (feit 1 en feit 2).

Verder heeft verdachte door geen legkaarten te hebben, geen volledige administratie bijgehouden (feit 3) en door geen legkaarten/legkalender te tonen en de aanvoer van hanen niet te verwerken op de veelsaldokaart 2020 heeft zij eveneens geen inzichtelijke administratie bijgehouden (feit 4).

Ontvankelijkheid OM

Het standpunt van de verdediging

De raadsman bepleit ter zitting dat het openbaar ministerie (hierna: OM) niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging wegens het schenden van het vertrouwensbeginsel. De werkwijze van verdachte was jarenlang geaccepteerd en zij heeft op basis van een e-mail van A, een ambtenaar van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) d.d. 1 december 20210 erop mogen vertrouwen dat houders van zogenoemde dwergouderdieren volgens de ‘vrije bewijsleer’ af mogen wijken van de gangbare fosfaat discretienorm in de pluimveesector. Daardoor was een omrekenfactor van 1,00 van toepassing voor de dwergouderdieren in plaats van een omrekenfactor van 1,48.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen, omdat de e-mail niet afkomstig was van het OM, de ambtenaar van LNV geen bevoegdheden in verband met de vervolgbeslissing had en het OM deze mail ook nooit heeft bevestigd. Daarnaast had verdachte in april 2018 na de e-mail met het gewijzigde standpunt van LNV, en in ieder geval in 2019 na meerdere bekendmakingen, op de hoogte moeten zijn van het gewijzigde standpunt omtrent de omrekenfactor.

Het oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak geen sprake van een uitzonderlijk geval waarin het OM om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. De e-mail van december 2010 van de ambtenaar van LNV is geen concrete toezegging waaraan verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat zij niet zou worden vervolgd voor hetgeen ten laste is gelegd. Nog daargelaten dat deze mail niet aan verdachte was gericht, waren aan deze ambtenaar geen bevoegdheden in verband met de vervolgingsbeslissing toegekend. Die beslissing komt immers, behoudens uitzonderingsgevallen, alleen toe aan het OM. Ook aan het gegeven dat de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (hierna: NVWA) in de jaren na de bewuste e-mail in de praktijk niet actief heeft gehandhaafd op dit gebied en het OM in die periode niet vervolgde, kon verdachte niet het gerechtsvaardigde vertrouwen ontlenen dat dat zo zou blijven. Van schending van het vertrouwensbeginsel is daarom geen sprake.

Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

Geen sprake van afwezigheid van alle schuld (t.a.v. feit 1 en feit 2)

Het standpunt van de verdediging

De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging en beroept zich hierbij op de afwezigheid van alle schuld. Hij voert aan dat verdachte naar aanleiding van de e-mail van 1 december 2010 van de ambtenaar van LNV mocht veronderstellen dat zij juist handelde in 2019 en 2020. Jarenlang is de werkwijze van verdachte geaccepteerd en de overheid heeft niet actief gecommuniceerd over wijzigingen, waardoor verdachte niet op de hoogte was en ook niet op de hoogte kon zijn van het gewijzigde standpunt van LNV in 2018 of 2019 over de omrekenfactor.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie voert aan dat verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Zij merkt op dat een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld alleen in uitzonderlijke gevallen slaagt en dat in deze zaak geen sprake is van zo een uitzonderlijk geval. Verdachte is een professionele marktdeelnemer die inlichtingen over de wet- en regelgeving had moeten inwinnen en na 2010 op de hoogte had moeten blijven van de discussie. Daarbij heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) in mei 2019 een aanpassing gedaan op de site in de rubriek ‘veelgestelde vragen’ en in december 2019 is het herziene standpunt van LNV op de website geplaatst.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging (dat kennelijk alleen ziet op de bewezenverklaarde feiten 1 en 2) en overweegt het volgende. Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld is vereist dat aannemelijk is dat een verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Daarvan kan sprake zijn indien deze is afgegaan op het advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen.

In de e-mail van 1 december 2010 van de ambtenaar van LNV staat kort gezegd dat als (door een pluimveehouder) aannemelijk kan worden gemaakt dat dwergouderdieren meer lijken op gangbare legouderdieren dan op gangbare vleeskuikenouderdierrassen een

afwijking van de lijst van het dierrechtenstelsel mogelijk is. De pluimveehouder moet dit goed kunnen onderbouwen. Deze uitleg van de regelgeving is geen specifieke gedane toezegging aan verdachte. De rechtbank begrijpt echter dat de e-mail al snel verspreid is geraakt onder de betrekkelijk kleine groep van pluimveehouders die dwergouderdieren houdt. Met de verdediging meent de rechtbank dat, gelet op de concrete bewoordingen van de e-mail en de verspreiding daarvan, ook verdachte in 2010 er op mocht varen dat zij op dat moment voldeed aan de Meststoffenwet door te rekenen met een omrekenfactor van 1,00 PE in plaats van 1,48 PE. Naar het oordeel van de rechtbank kon verdachte op basis van deze e-mail er echter niet tot in lengte van jaren van uitgaan dat deze interpretatie zou standhouden. De rechtbank licht dit hierna toe.

Verdachte moet, als ondernemer en pluimveehouder, zelf op de hoogte blijven van de voor haar relevante geldende wet- en regelgeving. Niet alleen heeft de interpretatie uit 2010 het nooit tot wet gemaakt, in 2018 is er juist binnen de pluimveesector een discussie ontstoken over de uitleg van de omrekenfactor. Die heeft ertoe geleid dat op 11 april 2018 door een andere ambtenaar van LNV een e-mail is gestuurd naar dezelfde heer B waarin terug werd gekomen op het eerdere standpunt. Daarna is op meerdere momenten in 2019 over dit gewijzigde standpunt gecommuniceerd. Zo heeft op de website van de RVO onder de rubriek ‘veel gestelde vragen’ over productierechten informatie gestaan over de juiste diercategorie en omrekenfactor, is in een rapport van de Wageningen University & Research onderzoek gedaan naar de diercategorie die tot de conclusie leidt dat het gerechtvaardigd lijkt om een specifieke diercategorie in te stellen en is eind 2019 vanuit de RVO een nieuwsbrief gestuurd naar alle veehouders over het gebruik van de juiste diercategorie. Deze informatie is daarna permanent op de website van de RVO zichtbaar geweest. De ‘houdbaarheidsdatum’ van de interpretatie uit 2010 was daarmee zeker tegen het einde van 2019 verlopen, en verdachte had dat kunnen en moeten weten. Verdachte heeft daarmee niet in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofd van zijn handelen verkeerd. Niet gezegd kan worden dat haar geen enkel strafrechtelijk relevant verwijt treft.

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat geen sprake is van afwezigheid van alle schuld. Daarnaast zijn ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 te vestigingsplaats, op haar bedrijf opzettelijk gemiddeld gedurende het kalenderjaar 2019 een groter aantal ouderdieren van vleesrassen, te weten 5930, uitgedrukt in pluimvee-eenheden heeft gehouden, dan het op het bedrijf rustende pluimveerecht, te weten 2846, uitgedrukt in pluimvee-eenheden;

  • Feit 2: in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 te vestigingsplaats op haar bedrijf opzettelijk gemiddeld gedurende het kalenderjaar 2020 een groter aantal ouderdieren van vleesrassen, te weten 6946, uitgedrukt in pluimvee-eenheden heeft gehouden, dan het op het bedrijf rustende pluimveerecht, te weten 4621 uitgedrukt in pluimvee-eenheden;

  • Feit 3: in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 te vestigingsplaats, de administratie per kalenderjaar niet volledig heeft bijgehouden, immers kon verdachte op 28 mei 2021 geen legkaarten tonen van 2019 en/of 2020;

  • Feit 4: in de periode van 1 januari 2019 tot en met 28 mei 2021 te vestigingsplaats, als landbouwer per bedrijf en per kalenderjaar geen inzichtelijke administratie heeft bijgehouden, immers kon zij geen legkalender tonen en ontbraken aanvoeren van hanen op de veesaldokaart 2020.

Strafoplegging

  • Een geldboete van €9.000 waarvan €7.500 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren voor de strafbare feiten die onder 1 en 2 zijn bewezen verklaard en die kwalificeren als misdrijven.

  • Voor de bewezen verklaarde overtredingen (feit 3 en 4) legt de rechtbank daarnaast een boete op van €500 per overtreding.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^