Veroordeling voor doen van onjuiste belastingaangiften: sprake van representatieve selectie van belastingplichtigen
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 maart 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2035
Verdachte heeft als belastingadviseur aangiften inkomstenbelasting ingediend waarbij kosten in aftrek werden gebracht, die niet daadwerkelijk door zijn cliënten waren gemaakt en die hij zonder overleg met zijn cliënten opvoerde.
Feit 1
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft geen opzet gehad op het plegen van valsheid in geschrift. De rechtbank heeft onterecht overwogen dat verdachte verzonnen posten zou hebben verwerkt in de aangiften van cliënten. Dat is geenszins het geval: alle aftrekposten zijn opgevoerd aan de hand van de door de belastingplichtigen verstrekte informatie. Bovendien gaat het steeds om aftrekposten met betrekking tot zorgkosten, studiekosten en giften en verdachte heeft zich met betrekking tot die aftrekposten gebaseerd op wet, literatuur, vaknieuws en jurisprudentie. Aan deze aftrekposten ligt dus steeds een standpunt ten grondslag dat kan worden gebaseerd op een pleitbare uitleg van het fiscale recht. Cliënten hebben ook nimmer teruggekoppeld dat de opgevoerde kosten niet zouden kloppen.
De raadsvrouw heeft verder betoogd dat de bij de FIOD door de getuigen afgelegde verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt omdat de FIOD intimiderend is opgetreden en hen gekleurde informatie heeft voorgehouden. Dientengevolge mogen die verklaringen niet tot het bewijs bijdragen. De bij de raadsheer-commissaris afgelegde getuigenverklaringen zijn eveneens onbetrouwbaar en menige uitlating van de getuigen bij de FIOD blijkt gewoon niet juist te zijn. De getuigen, die oud en kwetsbaar zijn, herinneren het zich niet goed, wat wel blijkt uit de door verdachte overgelegde ‘verweerschriften’.
Oordeel van het hof
Verdachte heeft onjuiste aangiften inkomstenbelasting ten behoeve van een groot aantal van zijn cliënten gedaan, met dien verstande dat er onterecht giften, zorg- en studiekosten in aftrek zijn gebracht. De FIOD heeft een zogenaamde blauwdruk (AMB-010) gemaakt van 4546 aangiften die in de tenlastegelegde periode door verdachte, zijn zoon en medeverdachte namens cliënten zijn ingediend. In de blauwdruk worden de kosten per post gebundeld en afgezet tegen landelijke kengetallen. Dan komen opmerkelijke verschillen naar voren. Zo worden er door verdachte veertig keer zo vaak scholingskosten opgevoerd als bij het landelijk gemiddelde. Zijn de verschillen met betrekking tot de zorgkosten nog in enige mate verklaarbaar door de gemiddeld hoge leeftijd van de cliënten, voor studiekosten geldt om diezelfde reden juist het tegendeel. De FIOD heeft ook een chikwadraattoets uitgevoerd op de ingediende posten. Zo’n toets geeft, kort gezegd, de voorkeur van de invuller weer voor bepaalde cijfers. Uit de toets bleek met 99,9 % zekerheid dat de cijfers waren gemanipuleerd. Uit ambtshandeling AMB-014 komt verder naar voren dat bepaalde specifieke bedragen in opmerkelijk veel aangiften werden opgevoerd, zoals een aftrekpost van € 395,-- voor afschrijving van een computer en € 110,-- voor schrijfgerei. De overeenkomsten in deze enorme hoeveelheid valse aangiften maakt ook dat de stelling van verdachte dat hij de aangiften invulde aan de hand van de van de belastingplichtigen verkregen informatie, ongeloofwaardig.
De in de tenlastelegging genoemde belastingplichtigen zijn niet alleen door de FIOD gehoord maar ook bij de rechter-commissaris respectievelijk de raadsheer-commissaris.
Die verklaringen blijken op grote lijnen overeen te komen. De getuigen hebben niet verklaard dat zij geïntimideerd zijn door de FIOD of anderszins onheus zijn bejegend. Het hof ziet geen reden om de verklaringen als onbetrouwbaar of ongeloofwaardig te beschouwen.
Verdachte heeft gesteld dat uit de verklaringen en zijn ‘verweerschriften’ blijkt dat hij zich steeds heeft gebaseerd op de kosten die zijn cliënten hadden opgegeven. Bij e-mailbericht van de 16 februari 2021 heeft het hof onder meer een ‘verweerschrift’ van verdachte ontvangen met betrekking tot de aangiften van getuige belastingplichtige 1. Bijgevoegd is onder meer een verklaring die volgens verdachte afkomstig is van de huisarts, maar dat blijkt op geen enkele wijze uit de overgelegde verklaring.
Verdachte heeft in het verweerschrift wel opgenomen:
“De door mij in aftrek genomen posten zijn altijd gebaseerd op het rechtvaardigheids-beginsel en het draagkrachtbeginsel.” Ter terechtzitting heeft verdachte op vragen van het hof waaruit zou blijken dat individueel verleende mantelzorg als gift kan worden afgetrokken, verklaard: “ik heb het maar als gift gezien, want ik kon het nergens anders kwijt en ik vind wel dat het een aftrekpost is.” Daarmee heeft verdachte de intenties waarmee hij aangiften invulde voldoende verwoord: niet volgens de wet, de jurisprudentie of de toelichting bij de aangiftebiljetten, maar geheel naar eigen inzicht. Daarmee heeft hij tenminste bewust de zeer aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangiften valselijk opmaakte.
Dat weerlegt ook dat verdachte – naar objectieve maatstaven gemeten – redelijkerwijs kon en mocht menen dat zijn uitleg en daarmee de door hem opgemaakte aangiften juist waren en zijn beroep op een pleitbaar standpunt gehonoreerd zou moeten worden.
Zo heeft verdachte in zijn verweerschriften gesteld dat als iemand vrijwilligerswerk heeft gedaan, er (het hof begrijpt: min of meer automatisch) een gift mag worden aangenomen als de belastingplichtige geen vergoeding heeft gekregen. Daarbij gaat hij voorbij aan de voorwaarden die -ook in de door verdachte aangegeven jurisprudentie- worden gesteld om de niet ontvangen vergoeding als gift aan te mogen merken. Ook het bij vele belastingplichtigen jaarlijks toepassen van een forfaitaire afschrijving van een computer, berust op de eigen visie van verdachte over de belastingregelgeving. Die visie van verdachte betreft dus bovendien verschillende aftrekposten zodat niet kan worden gesteld dat verdachte zou dwalen met betrekking tot een specifiek voor alternatieve interpretatie vatbaar geschilpunt. Het hof verwerpt de verweren.
Feit 2
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken zal worden van de onder feit 2 tenlastegelegde beïnvloeding van getuige belastingplichtige 4. Het verwijt berust op een misverstand. Verdachte kent de gang van zaken bij civiele en bestuursrechtelijke procedures, waarin het gebruikelijk is de stukken met de wederpartij te delen. De dynamiek van een strafrechtelijke procedure was hem niet bekend. Hij heeft de getuige ook niet bedreigd of geïntimideerd.
Oordeel van het hof
Strafbaarheid op grond van artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht vergt geen intimidatie of bedreiging van een getuige en evenmin hoeft vast te staan dat de getuige daadwerkelijk is beïnvloed door de handelingen van de verdachte. Verdachte heeft een e-mail aan de getuige, waarvan hij wist dat deze op korte termijn door de rechter-commissaris zou worden gehoord, gezonden met als bijlage onder andere een ‘verweerschrift’. Uit de inhoud van het e-mailbericht en de bijlagen blijkt dat verdachte meent dat de FIOD de getuige tijdens diens verhoor heeft geïntimideerd (kopschuw gemaakt) en dat die verklaring daardoor niet op waarheid zou berusten. ‘Ter ondersteuning’ is zijn eerdere verklaring bijgevoegd en door middel van het verweerschrift van commentaar voorzien.
Het hof is van oordeel dat het toezenden van deze stukken onder het bereik van de delictsomschrijving valt en bedoeld was om de verklaring van de getuige bij de rechter-commissaris te beïnvloeden.
Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Feit 1 primair: Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Feit 2: opzettelijk bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.
Strafoplegging
Gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Terwijl het hele belastingsysteem is gebaseerd op het vertrouwen dat de Belastingdienst in belastingplichtigen en in het bijzonder hun belastingadviseurs moet kunnen stellen, heeft verdachte jarenlang zijn eigen interpretatie van de regelgeving gehanteerd en heeft hij geen aangiften gedaan op grond van de regelgeving, maar op grond van zijn eigen ‘rechtvaardigheidsgevoel’. En ter terechtzitting is gebleken dat verdachte nog steeds achter deze handelwijze staat en dat hij zijn cliënten min of meer verwijt dat ze hem op het verkeerde been hebben gezet. Zijn cliënten, zoals hij zelf ook heeft verklaard overwegend oudere en kwetsbare mensen, zijn daardoor geconfronteerd met forse navorderingen en sommigen zijn ook nog betrokken geraakt bij het FIOD-onderzoek.
De raadsvrouw heeft (subsidiair) betoogd dat de rechtbank terecht is uitgegaan van 25 bewezenverklaarde valse aangiften en de fiscus voor ten hoogste € 25.000 is benadeeld. Er is geen sprake van representatieve selectie van belastingplichtigen. Dat blijkt wel uit het feit dat voor veel cliënten een bezwaar-of beroepsprocedure is gevoerd, waarna menige navorderingsaanslag is verminderd of ongedaan is gemaakt.
Het hof acht de vijf in de tenlastegelegde genoemde belastingplichtigen voldoende representatief voor het merendeel van de uit de blauwdruk naar voren komende afwijkende aangiften. Oudere mensen, die vaak met zorgkosten werden geconfronteerd, die voor het merendeel gepensioneerd waren en soms nog wat vrijwilligerswerk verrichtten. Ook zijn het in het algemeen mensen die zelf niet veel kennis hadden van de belastingregelgeving en erop vertrouwden dat verdachte die aangiften ieder jaar netjes voor hen invulde en indiende. Ook wat betreft de wijze waarop de aangiften werden vervalst is er sprake van opmerkelijke overeenkomsten tussen deze 25 aangiften en die van andere klanten van verdachte. De kostenposten die als aftrekbaar zijn aangemerkt, de specifieke steeds terugkerende bedragen die zijn opgevoerd, tonen een stelselmatige en systematische handelwijze bij het invullen van de aangiften. Dat geldt dus niet alleen voor de vijf benoemde belastingplichtigen maar voor een aanzienlijk deel van de klanten.
Desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting ook bevestigd dat deze vijf klanten doorsnee klanten betroffen. Vaak oudere klanten voor wie hij al lange tijd aangiften indiende en die meer dan gemiddeld met fysieke problemen kampten.
In zijn arrest van 26 oktober 2010 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen gewijd aan het betrekken van een niet tenlastegelegd feit bij de strafoplegging en gesteld dat het de rechter op zichzelf vrij staat om bij de strafoplegging rekening te houden met een niet tenlastegelegd feit (onder meer) wanneer dit feit kan worden aangemerkt als een omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is begaan. Bij arrest van 19 mei 2020 heeft de Hoge Raad dit nader toegelicht:
“In zaken als de onderhavige, waarin het in het bijzonder gaat om verdenking van grootschalige fiscale fraude, kan dat grootschalige karakter van het delict een voor de straftoemeting relevante omstandigheid betreffen, ook al volstaat de tenlastelegging met de beschrijving van een beperkt aantal strafbare feiten. Dat grootschalige karakter dient op grond van het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk te zijn geworden.”
Zowel uit het dossier als uit het verhandelde ter terechtzitting acht het hof voldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van een grootschalige fraude en dat dit kan worden aangemerkt als een omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd.
Het hof zal er dan ook van uitgaan dat het benadelingsbedrag een veelvoud bedraagt van het door de rechtbank gehanteerde bedrag van € 25.000.
Lees hier de volledige uitspraak.