Veroordeling voor medeplegen van subsidiefraude

Rechtbank Noord-Nederland 12 mei 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1490

Verdachte heeft in zijn hoedanigheid als gemachtigde/bestuurder bij bedrijf 1 subsidiefraude gepleegd. Hierdoor is onterecht ongeveer € 59.000 subsidie verleend aan het bedrijf in het kader van de Noordelijke Innovatie Faciliteit (NIOF), een regeling die bedoeld was om innovatie in het MKB in Noord-Nederland te stimuleren. In werkelijkheid werden de gelden aangewend voor andere niet subsidiabele doelen zoals activa en personeelskosten. Hiervoor zijn projecten verzonnen die in werkelijkheid niet zijn uitgevoerd en is een constructie bedacht waardoor op de ingediende facturen niet was te zien wat er in werkelijkheid werd bekostigd met de subsidiegelden. Verdachte wist dat de subsidieaanvragen vals waren, maar hij heeft toch handtekeningen gezet op de aanvragen en factuurbedragen overgemaakt naar het bedrijf van medeverdachte, voor de onderzoeken die een voorwaarde waren voor subsidieverstrekking, maar die in werkelijkheid niet waren uitgevoerd.

Benadeelde partij

Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 844.789,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 59.000 en dat een schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd ter hoogte van € 177.719.

De officier van justitie heeft gesteld dat toewijzing kan volgen ten aanzien van de volgende projectnummers, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel:

22130620, € 31.000 (hoofdelijk)

22130109, € 28.000 (hoofdelijk)

Ten aanzien van de volgende projectnummers die niet ten laste zijn gelegd, heeft de officier van justitie gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd voor de helft van de bedragen, waarbij medeverdachte de ander helft dient te voldoen:

22130731, € 40.000

22110566, € 50.000

22110565, € 48.500

22110276, € 49.563

22090438, € 49.375

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding. Uit de vordering blijkt niet precies welk deel daarvan betrekking heeft op verdachte. Daarnaast is er geen machtiging bijgevoegd waaruit volgt dat de vordering door een bevoegde persoon is ingediend en is beoordeling van de vordering niet eenvoudig omdat deze mogelijk is verjaard gelet op artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek.

Subsidiair heeft de raadsman verzocht om, indien de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, geen vervangende hechtenis te bepalen gelet op de slechte financiële situatie van verdachte.

Oordeel van de rechtbank

Ontvankelijkheid

De rechtbank heeft gelet op de inhoud van de vordering en het dossier geen twijfel dat de vordering daadwerkelijk door SNN is ingediend, ook al ontbreekt een machtiging tot vertegenwoordiging. Dit is dus geen reden voor niet-ontvankelijkheid.

De rechtbank acht de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering ten aanzien van de projectnummers die niet in de bewezenverklaring zijn opgenomen.

Door de verdediging is aangevoerd dat de vordering is verjaard. Gelet op hetgeen in artikel 3:310 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald (in de kern: een vordering voortvloeiend uit een strafbaar feit verjaart niet zolang het recht op strafvordering niet is verjaard), acht de rechtbank verjaring niet aan de orde ten aanzien van de projectnummers die zijn opgenomen in de bewezenverklaring.

Toewijzing

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de hierna genoemde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 januari 2016.

22130620, € 31.000

22130109, € 28.000

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank overweegt dat de schadevergoedingsmaatregel het bevorderen van het vergoeden van de schade door verdachte beoogt en dat hiermee de positie van het slachtoffer wordt versterkt ten aanzien van het innen van de vordering. Nu het slachtoffer een publiekrechtelijke rechtspersoon betreft die voldoende in staat dient te worden geacht de vordering te innen, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een schadevergoedingsmaatregel in onderhavige zaak voorbij gaat aan het doel en de strekking van de maatregel. De rechtbank ziet daarom geheel af van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.

Bewezenverklaring

  • Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd

Strafoplegging

  • Taakstraf van 180 uren.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^