Veroordeling voor niet ambtelijke omkoping ondanks bepleiten en vorderen van vrijspraak door verdediging en OM

Gerechtshof Amsterdam 30 juni 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1793

De verdachte heeft zich gedurende een reeks van jaren schuldig gemaakt aan niet ambtelijke omkoping en gewoonte witwassen. Hij heeft giften aangenomen van zijn directe leidinggevende en van een belangrijke leverancier van zijn werkgever, stichting 1. De verdachte heeft deze giften voor zijn werkgever verzwegen. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij ten koste van zijn werkgever voor een bedrag van circa € 35.000 flink heeft geprofiteerd van de verkregen giften. Daarnaast heeft verdachte voorwerpen (geld en roerende zaken) omgezet en gebruikt, terwijl hij wist dat deze voorwerpen uit zijn eigen misdrijf afkomstig waren.

Omkoping in dienstbetrekking

De verdachte wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan passieve omkoping in dienstbetrekking, als bedoeld in art. 328ter van het Wetboek van Strafrecht. Deze bepaling beschermt de zuiverheid van de dienstbetrekking, het vertrouwen tussen werknemer en werkgever dat door het handelen in strijd met de plicht wordt beschaamd en de publieke moraal. Het gaat om de aantasting van het door de werkgever aan de werknemer geschonken vertrouwen. De verhouding tussen de werkgever en de werknemer staat in deze strafbepaling dus centraal. Het misbruik dat de omgekochte werknemer maakt van zijn vertrouwenspositie wordt door de wetgever gezien als het meest wezenlijke kenmerk van niet-ambtelijke corruptie.

De centrale delictsgedraging is in art. 328ter lid 1 Sr het aannemen van een gift, belofte of dienst. De gift, belofte of dienst moet zijn gedaan of aangenomen ‘naar aanleiding van’ een doen of nalaten door de ontvanger. Deze moeten zijn gegeven, omdat men iets van de andere gedaan heeft gekregen, dan wel gedaan hoopt te krijgen. Voor het verband tussen de gift, belofte of dienst en het doen of nalaten is voldoende dat deze zijn gedaan om de zakelijke relatie in algemene zin te ondersteunen, tot stand te doen komen, te behouden, of te verbeteren. Het aannemen van de gift, belofte of dienst moet ‘in strijd met de goeder trouw’ (zoals deze strafbepaling gold in de ten laste gelegde periode) tegenover de werkgever zijn verzwegen. Hiermee worden onbeduidende en min of meer gebruikelijke fooien, relatiegeschenken en dergelijke buiten de werking van het wetsartikel gelaten. Doorslaggevend is of de werknemer op grond van objectieve maatstaven verplicht was mededeling te doen. Het gaat dus om de objectieve goede trouw, niet om de vraag of de individuele werknemer te goeder trouw heeft gehandeld. Het ziet op de loyaliteit waartoe men tegenover zijn werkgever is gehouden en de algemene verplichting om niets te doen wat het belang van de werkgever schaadt.

De verklaring van de verdachte dat hij niets heeft geweten van de door naam 1 opgezette frauduleuze transacties met bedrijf 2 en van de op frauduleuze wijze opgehoogde facturen door bedrijf 1 doen, gelet op bovenstaande, dan ook niet ter zake als het gaat om de vraag of de verdachte zich op grond van het bepaalde in art. 328ter Sr, strafwaardig heeft gedragen.

Standpunten verdediging en Openbaar Ministerie

Zowel de verdediging als het Openbaar Ministerie, in repliek, hebben vrijspraak bepleit en gevorderd. In de kern komt het daarop neer dat de verdachte zou moeten worden vrijgesproken, omdat de verklaringen van de getuige naam 1, inmiddels zelf onherroepelijk veroordeeld, onbetrouwbaar zouden zijn. Daarnaast heeft de verdediging een aantal juridische verweren gevoerd die eveneens zouden moeten leiden tot vrijspraak.

Oordeel hof

Het hof volgt de verdediging en het Openbaar Ministerie niet en is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan niet ambtelijke corruptie in dienstbetrekking en gewoonte witwassen. Het hof overweegt daartoe als volgt.

Verklaringen van naam 1

Met de raadsman is het hof van oordeel dat de verklaringen van naam 1 aangaande de rol van de verdachte op belangrijke punten aantoonbaar onbetrouwbaar zijn, wat volgt uit de bevindingen uit het forensisch accountantsonderzoek van bedrijf 3 en de getuigenverhoren van medewerkers van stichting 1 (nu stichting 2 geheten). De verklaringen van naam 1 zullen dan ook niet door het hof worden gebezigd als bewijsmiddel.

Verklaringen van de verdachte

Anders dan de raadsman heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om de verklaringen van de verdachte, afgelegd op 24 en 25 juli 2014 ten overstaan van de politie, niet te bezigen tot het bewijs. Voorafgaand aan beide verhoren heeft de verdachte zijn raadsman kunnen consulteren, de verdachte heeft bij de aanvang van zijn verhoor op 25 juli 2014 toevoegingen kunnen geven aan zijn eerste verhoor en heeft nadien, met zijn raadsman, zijn verklaringen schriftelijk genuanceerd. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de verhorende verbalisanten de verdachte woorden in de mond zouden hebben gelegd. Dit blijkt ook niet uit de veelal open vraagstellingen door de verbalisanten.

Aanleiding strafrechtelijk onderzoek

Op 26 juni 2014 heeft de Stichting 1 (nu stichting 2 geheten), gevestigd te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, aangifte gedaan van verduistering in dienstbetrekking en valsheid in geschrift. Deze aangifte vormde de aanleiding voor het strafrechtelijk onderzoek. stichting 1 heeft bedrijf 3 BV opdracht verstrekt een forensisch accountantsonderzoek te verrichten naar vermoedelijke onregelmatigheden bij stichting 1 ter zake van uitgaande gelden in relatie tot automatisering. Dit heeft geleid tot het bedrijf 3 rapport dat onderdeel uitmaakt van het dossier.

Gebleken is dat sprake is geweest van een tweetal frauduleuze constructies die hebben geleid tot benadeling van stichting 1, te weten: de bedrijf 2 -constructie en de bedrijf 1 -constructie. Hieronder worden beide constructies achtereenvolgens toegelicht, waarbij ook steeds wordt ingegaan op de rol die de verdachte hierin heeft gespeeld.

Bedrijf 1

De verdachte heeft verklaard als medewerker automatisering vanaf 1998 werkzaam te zijn geweest bij stichting 1.

De verdachte heeft verklaard dat hij in 2005, op verzoek van naam 1, naar toenmalig algemeen directeur naam 3 is geweest. Hij heeft naam 3 gezegd dat naam 1 goedkoop kon inkopen bij bedrijf 2, als een soort groothandel. Naam 1 zou een korting van 25% krijgen bij bedrijf 2 als de bestellingen via hem zouden lopen. De verdachte heeft aan naam 3 gevraagd of het goed was dat bij bedrijf 2 ingekocht zou worden. De verdachte heeft verder verklaard dat aldus de afspraak tot stand is gekomen dat de inkoop via naam 1 zou lopen.

In de periode van 17 maart 2005 tot en met 26 juli 2013 zijn in totaal 95 facturen van bedrijf 2 te Hoofddorp met een totaalbedrag van ad € 2.282.843,00 verwerkt via de crediteur(enkaart) met nummer en de naam ‘naam 1. (bedrijf 2)’, later ‘ bedrijf 2 / naam 1 ’. Alle facturen van bedrijf 2 uit de administratie die stichting 1 beschikbaar heeft gesteld, waren afkomstig van de vestiging in Hoofddorp. Onderzoek naar het bedrijf 2 wijst uit dat dit bedrijf geen vestiging in Hoofddorp had. De vestiging aan de adres 2 bestaat sinds 2003 niet meer.

Giften

De verdachte heeft verklaard dat naam 1 een provisie ontving van bedrijf 2. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij meedeelde in de winst die naam 1 ontving. Hier stonden geen werkzaamheden van de verdachte tegenover. De verdachte heeft verklaard dat hij geld kreeg van naam 1 nadat de afspraak met naam 3 was gemaakt. De verdachte kreeg tweemaal per jaar een envelop met geld: rond de zomervakantie en rond de kerst. Naast genoemde bedragen in contanten heeft naam 1 ook een Suzuki Swift geregeld en gefinancierd voor de verdachte. De kosten hiervan bedroegen € 4.500,00. De verdachte heeft toen drie maal geen envelop gekregen. De verdachte heeft verklaard het geld en de Suzuki Swift te hebben ontvangen in de periode 2009 tot en met 2012.

Niet gemeld

De verdachte heeft verklaard dat hij de giften die hij ontving van naam 1 nooit heeft gemeld aan de directie van stichting 1.

Beoordeling

Hoogte bedrag aan giften

De verdachte heeft wisselend verklaard over het totale bedrag dat hij heeft ontvangen van naam 1. In het bijzijn van zijn advocaat heeft de verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard een bedrag van ongeveer € 30.000,00 te hebben ontvangen. Daarop is de verdachte in zijn verklaring ter terechtzitting teruggekomen, maar daarin volgt het hof de verdachte niet, temeer nu dit laatste niet nader is onderbouwd en de verdachte ook op andere punten aanmerkelijk anders verklaard dan hij eerder heeft gedaan bij de rechter-commissaris en bij de eerdere verhoren ten overstaan van de verbalisanten.

Naar aanleiding van een doen of nalaten

In zijn verklaringen heeft de verdachte eveneens wisselend verklaard waarom hij de giften heeft gekregen. In zijn latere verklaringen heeft de verdachte aangegeven dat naam 1 hem als vriend een deel van zijn inkomsten gunde en dat dit was om privéredenen, omdat de beste vriendin van zijn dochter in huis woonde en de verdachte financieel krap zat. Wie goed doet, goed ontmoet, aldus de verdachte.

Deze verklaringen staan in schril contrast met de eerdere verklaringen van de verdachte. Zo heeft de verdachte in zijn eerste verklaringen, op de vraag wat zijn rol is, verklaard dat hij dicht op de bestellingen zat, dat hij misschien wel een andere leverancier zou kunnen voorstellen, wat hij niet heeft gedaan, hij wist dat er iets niet klopte, misschien wel lastige vragen heeft gesteld (waarom zus en waarom zo) aan naam 1 over het niet zien van de bonnen bij PC’s of schermen.

De verdachte heeft aldus door zodanig te doen dan wel na te laten de zakelijke relatie in algemene zin ondersteund en daarvan zelf meegeprofiteerd. Voor naam 1 was het ook een zeer profijtelijke constructie. stichting 1 heeft immers een bedrag van € 2.282.843,00 overgemaakt op de privébankrekening van naam 1, terwijl de investeringen en kosten op het gebied van automatisering bij stichting 1 voor ruim 60% hebben bestaan uit facturen van bedrijf 2.

De verdachte heeft verklaard dat hij zich, na zijn ontslagprocedure in 2006, heeft laten verleiden door kwaadheid en wrok. De verdachte heeft verklaard dat hij wel wist dat er iets niet klopte en heeft ook een collega verteld dat hij chantabel was en zelfs tegen naam 1 verteld dat ze moesten stoppen.

De verdachte is ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep teruggekomen op deze verklaringen en heeft aangegeven dat zijn verklaringen anders begrepen moeten worden. Naam 1 was een lastige leidinggevende en was er nooit en niet aanspreekbaar. Het hof gaat hieraan voorbij nu zowel de vraagstelling van de verbalisanten als de door de verdachte gegeven antwoorden uitdrukkelijk in de context worden geplaatst van de strafbare verwijten aan naam 1 en de verdachte. Dit geldt evenzeer voor de opmerking van de verdachte dat hij het geld heeft gekregen, omdat hij financieel krap zat. Ten overstaan van de verhorende verbalisanten heeft de verdachte immers verklaard dat het geld is opgegaan aan de meest bizarre dingen en het hem niet ging om het geld, omdat hij geld genoeg had.

De raadsman heeft nog aangevoerd dat bedrijf 2 niet heeft bestaan en daarom het niet zo kan zijn dat een zakelijke relatie in algemene zin ondersteund kan worden. Dit standpunt kan niet als juist worden aanvaard nu de verdachte zelf immers wel degelijk van een bestaande zakenrelatie is uitgegaan tussen stichting 1 en bedrijf 2, met naam 1 als tussenpersoon.

Bedrijf 1

Uit onderzoek is gebleken dat een andere constructie eveneens heeft geleid tot benadeling van stichting 1. Bedrijf 1 was een leverancier van stichting 1. De facturen die bedrijf 1 naar stichting 1 stuurde zijn “kunstmatig” opgehoogd, zonder dat hier een dienst of goederen tegenover stonden. De facturen werden verzonden aan stichting 1, t.a.v. verdachte.

Onderzoek naar een Excel sheet van bedrijf 1 (hierna: de Excelsheet) wijst uit dat in de periode tussen 1 maart 2010 en 11 september 2012 facturen zijn opgehoogd, voor een totaalbedrag van € 16.393,76. De personen die hebben geprofiteerd van deze ophoging zijn naam 1, naam 2 (de eigenaar van bedrijf 1 ) en de verdachte. Dit komt neer op € 5.464,59 per persoon. Op de Excelsheet staan drie kolommen, te weten: “Inkomsten”, “Uitgaven” en “Totalen”. Onder de kolom “Inkomsten” staat onder de “ naam 2 ” 28 bedragen die in totaal uitkomen op € 5.467,34. In de kolom “Uitgaven” staat onder de “ naam 2 ” onder meer: € 712,79 1x iPad en € 684,00 droger.

Giften

De verdachte heeft verklaard dat naam 2 (hof: naam 2 ) van zijn winst aan naam 1 en de verdachte moest afdragen en dat het klopt dat uit de Excelsheet volgt dat hij ruim € 5.100 heeft ontvangen en dat daarvan ruim € 2.600 is uitgegeven aan apparatuur.

Niet gemeld

De verdachte heeft nooit bij de directie van stichting 1 gemeld dat hij deelde in de winst van bedrijf 1.

Beoordeling

Naar aanleiding van een doen of nalaten

De verdachte heeft verklaard naam 2 al 18 jaar te kennen en toen naam 2 met bedrijf 1 begon heeft de verdachte naam 2 geïntroduceerd bij naam 1 om spullen aan te schaffen. Naam 2 heeft verklaard dat hij in januari 2007 is begonnen met zijn bedrijf 1 en dat hij onder meer netwerken aanlegt en computers en laptops levert. Naam 2 heeft computers en hardware geleverd aan stichting 1. Stichting 1 was de belangrijkste klant van naam 2.

De marges waren riant en naam 1 is naar naam 2 toegekomen met de mededeling dat hij er ook wijzer van wilde worden. Naam 2 heeft over de Excelsheet verklaard dat hij hiermee bekend is en dat de “ naam 1 ” en “ naam 2 ” in de Excelsheet staan voor naam 1 en naam 2 (het hof begrijpt: naam 1 en de verdachte). Naam 2 was bereid te delen in de winst en wilde ze geen contant geld geven maar wel spullen leveren. Naam 2 heeft verklaard dat als hij dit niet zou doen, naam 1 het hof begrijpt: naam 1 naar een ander zou gaan. Naam 2 heeft gedacht het volgens zijn regels te doen en dan de opdrachten te behouden. Dit wordt bevestigd door de verklaring van de verdachte. De verdachte heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat naam 2 dit extraatje hem en naam 1 gunde in de hoop dat naam 1 bij bedrijf 1 zou blijven bestellen. naam 2 wilde dat we klant bleven. Naam 2 heeft verder verklaard dat de verdachte het geld kreeg omdat hij degene was die het mij gunde. De verdachte wilde naam 2 wel houden als leverancier, maar naam 1 soms niet.

naam 2 heeft verder verklaard dat hij denkt dat zij hiermee in 2009, bij het aanmaken van het document (hof: Excelsheet), begonnen zijn.

De verdachte heeft bij de rechtbank en in hoger beroep verklaard dat hij dacht dat hij de spullen kreeg van naam 2 omdat hij, samen met zijn vrouw, veel voor naam 2 deed in de periode dat zijn vrouw ernstig ziek was. Naam 2 betaalde die spullen volgens de verdachte uit privé geld.

Het hof hecht geen geloof aan deze verklaring. De omvang van het bedrag staat niet in verhouding tot de door de verdachte geboden hulp door hemzelf en zijn vrouw aan naam 2 tijdens de ziekte van zijn vrouw. De verdachte wist dat hij meedeelde in de winsten van bedrijf 1 omdat naam 2 hoopte dat naam 1 bij bedrijf 1 zou blijven bestellen. De reden voor de giften hielden verband met het zakelijke belang dat naam 2 had om te kunnen blijven verdienen op de leveringen aan de werkgever van de verdachte.

In strijd met de goede trouw verzwijgen

Zoals overwogen is doorslaggevend of de verdachte op grond van objectieve maatstaven verplicht was mededeling te doen. Vaststaat dat de verdachte geen melding heeft gedaan van de giften en ook dat het ging om giften van ongebruikelijke omvang, die vielen buiten wat normaal gebruikelijk is om als relatiegeschenk te ontvangen. Door deze ongebruikelijke giften niet te melden, de vermeende zakelijke relatie tussen bedrijf 2 en stichting 1 in stand te laten en daar zelf van te profiteren, heeft de verdachte het vertrouwen dat stichting 1 als werkgever in hem had gesteld aanzienlijk geschonden en heeft de verdachte als werknemer de belangen van stichting 1 geschaad. Hetzelfde geldt voor het bedrag waar de verdachte recht op had en de goederen die hij kreeg om de zakelijk relatie tussen bedrijf 1 en zijn werkgever in stand te houden. Daarvan uitgaande was de verdachte verplicht van die giften melding te doen.

Het standpunt van de raadsman dat de verdachte hooguit verantwoording schuldig was aan zijn direct leidinggevende, zijnde naam 1, wordt niet gevolgd. De verdachte heeft immers verklaard dat hij de giften die hij ontving van naam 1 en van naam 2 nooit heeft gemeld aan de directie van stichting 1. In het bedrijf 3 rapport is vermeld dat in de ten laste gelegde periode naam 3 directeur Financiën en P&O was en tevens lid was van de Raad van Bestuur van stichting 1. Naam 3 was dus de aangewezen persoon om de giften te melden.

Gewoontewitwassen

Het hof zal de bewijsmiddelen als hiervoor gebezigd voor het bewijs van het ten laste gelegde feit onder 2 ook bezigen voor het bewijs van het ten laste gelegde feit onder 3. Het hof overweegt daartoe als volgt.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan passieve omkoping in dienstbetrekking, meermalen gepleegd. Inzake bedrijf 2 heeft de verdachte verklaard dat de geldbedragen, verkregen uit genoemd misdrijf, meermalen gepleegd, zijn opgegaan aan bizarre dingen. De verdachte heeft aldus voorwerpen, die onmiddellijk afkomstig waren uit misdrijf omgezet en gebruikt, terwijl hij wist dat deze voorwerpen afkomstig waren uit genoemd misdrijf, door hemzelf gepleegd. Ook ten aanzien van een deel van het bedrag dat verband houdt met de leveringen van bedrijf 1 aan stichting 1 is sprake van witwassen. Van het hiermee gemoeide bedrag van € 5.464,59 is € 2.641,79 omgezet in voorwerpen die zijn gebruikt.

Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonte witwassen.

Bewezenverklaring

  • Feit 2: het, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift aannemen en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd.

  • Feit 3: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafoplegging

  • Taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^