Veroordeling voor onjuiste aangiften loonheffing en niet voeren administratie: overwegingen over strekkingsvereiste

Rechtbank Rotterdam 28 oktober 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:9547

De verdachte heeft zich in de jaren 2011 tot en met 2015 schuldig gemaakt aan belastingfraude door onjuiste en onvolledige aangiften loonheffingen te doen. Ook heeft de verdachte zich in diezelfde periode schuldig gemaakt aan het opzettelijk niet voeren van een administratie. De verdachte heeft de belastingdienst financieel benadeeld voor een bedrag van ruim €650.000.

Beoordeling rechtbank: bestanddeel “terwijl het feit ertoe strekt dat er te weinig belasting werd geheven”

Standpunt verdediging

Aangevoerd is dat niet bewezen kan worden dat de feiten ertoe strekten dat er te weinig belasting werd geheven. De verdachte moet dus van beide feiten worden vrijgesproken.

Als deugdelijke opgave was gedaan van de uitbetaalde lonen zou namelijk minder belasting verschuldigd zijn geweest. Over de aan de verdachte – op basis van de gebrekkige administratie – uitgekeerde winst was hij immers een hoger bedrag aan inkomstenbelasting verschuldigd dan zijn onderneming verschuldigd was geweest als een behoorlijke administratie gevoerd was.

Beoordeling rechtbank

Met de zinsnede “indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven” in art. 69 lid 1 en 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is beoogd de strafbaarheid ter zake van de in genoemde bepalingen bedoelde misdrijven te beperken tot de gevallen waarin de desbetreffende gedragingen erop gericht waren dat te weinig belasting zou worden geheven. Dit brengt echter niet mee dat dit bestanddeel slechts bewezen verklaard kan worden als daadwerkelijk (per saldo) te weinig belasting geheven is. In deze zaak wordt de verdachte verweten dat hij onjuiste, althans onvolledige aangiften Loonbelasting (LB) heeft gedaan door niet alle loonbetalingen aan personeel van zijn onderneming op te geven (feit 1), respectievelijk dat hij – kort gezegd – geen behoorlijke administratie heeft gevoerd door die loonbetalingen niet in de administratie van zijn onderneming te verantwoorden (feit 2). Naar het oordeel van de rechtbank spreekt voor zich dat deze gedragingen ertoe strekten dat te weinig loonbelasting zou worden geheven. Dat de verdachte als particulier – naar zijn zeggen – meer inkomstenbelasting verschuldigd was, kan daaraan niet afdoen. De rechtbank verwerpt het verweer.

Opzet van de verdachte

Standpunt verdediging

Aangevoerd is dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het plegen van de hem ten laste gelegde feiten en dat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

De verdachte vertrouwde er volledig op dat het accountantskantoor naam accountantskantoor01 zijn administratie op orde zou houden en dat het accountantskantoor ook zou voldoen aan de daarbij behorende formele verplichtingen aan de hand van de door de verdachte aan naam accountantskantoor01 verstrekte gegevens. De verdachte was zich er niet van bewust dat de administratie onvolledig was of dat sprake was van discrepanties tussen de lonen en de omzetten en hij is daar door het accountantskantoor ook niet van op de hoogte gebracht.

Beoordeling rechtbank

Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft gehandeld met het voor de bewezenverklaring van de beide feiten vereiste opzet. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Het opzet op het onder 1 ten laste gelegde onjuist of onvolledig doen van de aangiften loonheffing leidt de rechtbank allereerst af uit de verklaring van de verdachte zelf, die tijdens zijn verhoor door de FIOD op 11 december 2017 heeft verklaard dat hij eerlijk zal gaan vertellen hoe het is geweest. De verdachte heeft daarna verklaard dat hij mensen zelf aan het einde van hun werkdag hun loon contant en zwart uitbetaalde. De mensen die hij zwart betaalde, wisten dat er geen belasting en premies op hun loon werden ingehouden.

Deze verklaring van de verdachte strookt met de onderzoeksbevindingen van de FIOD en wordt onder meer bevestigd door als getuigen gehoorde (ex-)werknemers van Schoonmaakbedrijf ‘naam schoonmaakbedrijf01’. Zo is bijvoorbeeld door de getuige getuige01 verklaard dat voornaam verdachte01 (de rechtbank begrijpt: de verdachte) hem kwam uitbetalen als hij klaar was met zijn werk, dat hij daarvoor nooit hoefde te tekenen, dat hij nooit een loonstrook ontving en dat voornaam verdachte01 hem vertelde dat het zwart was.

Met betrekking tot feit 2 geldt dat ongeveer driekwart van de werknemers die schoonmaakwerkzaamheden voor ‘naam schoonmaakbedrijf01’ verrichtte niet in de loonadministratie was opgenomen. De verdachte heeft ook verklaard dat er mensen voor hem hebben gewerkt die niet in de loonadministratie waren opgenomen.

Bewezenverklaring

  • Feit 1 (primair): opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;

  • Feit 2: ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen te voeren, een zodanige administratie opzettelijk niet voeren en doen of laten voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.

Strafoplegging

  • Voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^