Veroordeling voor schending ambtsgeheim door lid vertrouwenscommissie belast met de aanbeveling voor de benoeming van de nieuwe burgemeester van Den Bosch

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 8 maart 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:753

Ten laste van de Verdachte is bewezenverklaard dat hij zich als lid van de vertrouwenscommissie, belast met de aanbeveling voor de benoeming van de nieuwe burgemeester van de gemeente ’s-Hertogenbosch, schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke schending van zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 61c van de Gemeentewet door op 10 juli 2017 tegen getuige 1, die destijds commissiewerk verrichte in de gemeenteraad, met zoveel woorden te zeggen dat de voorgedragen kandidaat afkomstig was uit een sociaaldemocratische of socialistische partij. In de hoedanigheid van lid van de vertrouwenscommissie rustte op de Verdachte uit hoofde van een wettelijk voorschrift, namelijk artikel 61c van de Gemeentewet, een geheimhoudingsplicht. Niettemin heeft de verdachte, terwijl hij wist dat de informatie waarover hij beschikte afkomstig was uit de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie, deze informatie bewust gedeeld met de getuige 1 .

Partiële vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren hetgeen onder het eerste gedachtestreepje aan de Verdachte is tenlastegelegd. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de verklaring van naam wethouder, inhoudende dat de Verdachte de bron van informatie was omtrent de naam van de kandidaat die op nummer 1 van de aanbeveling van de vertrouwenscommissie stond/zou komen te staan (hierna: de nummer 1-kandidaat), wordt bevestigd door meerdere verklaringen van getuigen. Daarnaast hebben meerdere getuigen verklaard dat zij van de Verdachte hebben gehoord dat hij de naam van de voor te dragen kandidaat heeft genoemd, dan wel heeft bevestigd, aan naam wethouder, welke verklaringen betrouwbaar moeten worden geacht.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het aan de Verdachte tenlastegelegde onder het eerste gedachtestreepje. Hiertoe heeft de raadsman van de Verdachte zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van naam wethouder als onbetrouwbaar dienen te worden bestempeld en derhalve van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Met betrekking tot de belastende verklaring van getuige 2 d.d. 9 oktober 2017 heeft de verdediging verzocht dat het hof hiervan geen gebruik zal maken, gelet op de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen en mogelijke besmetting. Van de belastende verklaring van de getuige 3 dient evenmin gebruik te worden gemaakt, gelet op de tegenstrijdigheden ten aanzien van de verklaring van voornoemde getuige 2, haar andersluidende verklaring bij de raadsheer-commissaris en mogelijke besmetting, aldus de verdediging. Ook de verklaring van getuige 4 d.d. 1 augustus 2017 dient niet tot het bewijs te worden gebezigd in belastende zin, nu er vraagtekens bij de betrouwbaarheid van die verklaring kunnen worden geplaatst.

Ten aanzien van de belastende verklaring van getuige 5 d.d. 3 augustus 2017 heeft de verdediging verzocht dat het hof hiervan geen gebruik zal maken, nu deze getuige later bij de raadsheer-commissaris herhaaldelijk een andersluidende en ontlastende verklaring heeft afgelegd, welke als betrouwbaar dient te worden bestempeld. Tot slot heeft de verdediging naar voren gebracht dat de verklaringen van de Verdachte dienen te worden aangemerkt als geloofwaardig.

Beoordeling

Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat de Verdachte vanaf het begin af aan tot en met de terechtzitting in hoger beroep consistent heeft verklaard dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het aan hem tenlastegelegde onder het eerste gedachtestreepje, te weten dat hij op 9 juli 2017 de naam van de nummer 1-kandidaat heeft verstrekt, dan wel heeft bevestigd aan naam wethouder.

Tegelijkertijd heeft de Verdachte direct vanaf het eerste moment dat hem hierover vragen worden gesteld door de Rijksrecherche, te weten op 30 augustus 2017, openheid van zaken gegeven omtrent het tenlastegelegde onder het tweede gedachtestreepje en dit feit bekend, daarover direct toegegeven dat dit op het randje was, alsmede heeft hij direct openlijk verklaard omtrent hetgeen hij aan zijn partner heeft verteld op 10 juli 2017, hetgeen niet risicoloos was voor de verdachte. Het hof overweegt dat voorgaande vaststellingen de geloofwaardigheid van de verklaringen van de Verdachte in sterke mate ondersteunen.

Tegenover de consistente verklaringen van de Verdachte staan de niet altijd even consistente verklaringen van naam wethouder dat Verdachte hem op 9 juli 2017 de naam van de nummer 1-kandidaat zou hebben verteld en de Verdachte dus de bron van zijn wetenschap zou zijn. Bij het hof zijn echter twijfels gerezen over het betrouwbaarheidsgehalte van de verklaringen van naam wethouder, mede gelet op het beeld dat over de persoon van naam wethouder in het dossier naar voren komt. Daarbij komt dat de verklaringen van naam wethouder bevestiging en daarmee verankering zouden moeten vinden in andere objectieve getuigenverklaringen. Het hof stelt echter vast dat uit de andere getuigenverklaringen geen uniform beeld naar voren komt over de gang van zaken omtrent het ‘lekken’ van de naam van de nummer 1-kandidaat. Het hof betrekt bij de beoordeling tevens het beeld dat in het onderzoek naar voren is gekomen over de gehele gang van zaken rond de benoeming van de burgemeester en de aanwijzingen dat er meerdere ‘lekken’ zouden zijn geweest.

Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de Verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem tenlastegelegde onder het eerste gedachtestreepje, zodat het hof hem daarvan zal vrijspreken.

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de Verdachte ten aanzien van het tweede gedachtestreepje in de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe – verkort weergegeven –aangevoerd dat de bewoordingen van de Verdachte niet kunnen worden aangemerkt als een opzettelijke schending van een geheim in de zin van artikel van het 272 Wetboek van Strafrecht. Hij heeft immers geen concrete en specifieke informatie gedeeld over de kandidaat burgemeester zoals de politieke signatuur of de politieke partij waar hij lid van was. De ontvanger van de informatie heeft ook niet aangegeven dat naar aanleiding van de uitlatingen van de Verdachte bij hem enig vermoeden bestond over wie de Verdachte het had. Hierdoor is er geen sprake van opzettelijke schending van een ambtsgeheim ex. 61c Gemeentewet met vrijspraak van de Verdachte tot gevolg, aldus de verdediging.

Het hof overweegt als volgt.

Vooropgesteld moet worden dat voor een bewezenverklaring van artikel 272, eerste lid, Wetboek van Strafrecht sprake dient te zijn van enig geheim, waarvan de Verdachte weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, dat door de Verdachte opzettelijk wordt geschonden.

Voor de beantwoording van de vraag of sprake was van een geheimhoudingsverplichting dient in onderhavig geval te worden uitgegaan van de Gemeentewet. Artikel 61 lid 3 van de Gemeentewet schrijft voor dat voor de beoordeling van de kandidaten voor het ambt van burgemeester de Raad van de gemeente uit zijn midden een vertrouwenscommissie instelt. Deze vertrouwenscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren en voor de leden geldt een geheimhoudingsplicht over de beraadslaging en de stukken die aan de Raad worden verzonden op grond van het tweede lid van artikel 61c van de Gemeentewet.

De geheimhoudingsplicht van artikel 61c van de Gemeentewet ziet op de gehele procedure vanaf het moment van het instellen van de vertrouwenscommissie door de Raad tot het moment van het uitbrengen van het verslag aan de Raad en de Commissaris van de Koning. De geheimhoudingsplicht waarborgt de persoonlijke belangen van de kandidaten in hun huidige functie of beroep en de vertrouwelijkheid ten aanzien van de mogelijkheid om in bijzondere gevallen op zwaarwegende gronden van de aanbeveling af te wijken of de mogelijkheid om bovenlokale elementen in het benoemingsbeleid een rol te laten spelen.

Voor de strafbaarheid is verder vereist dat de dader wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij, uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel uit hoofde van een vroeger ambt of beroep, verplicht was het geheim te bewaren.

Het hof stelt op grond van het dossier en verhandelde ter zitting de volgende voor het oordeel relevante feiten en omstandigheden vast.

Op 31 januari 2017 heeft de Raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch bij een verordening een vertrouwenscommissie ingesteld die de aanbeveling tot benoeming van de burgemeester voorbereidt. In artikel 4 van de verordening wordt, gelet op artikel 61c Gemeentewet, de geheimhouding ten aanzien van onder meer de beraadslaging van de commissie en de stukken nader voorgeschreven. De Verdachte is bij deze verordening benoemd tot lid van de commissie.

Uit de verklaring van de Verdachte komt naar voren dat de vertrouwenscommissie op vrijdag 7 juli 2017 een burgemeesterskandidaat heeft voorgedragen. Als de Verdachte op maandag 10 juli 2017 in de middag spreekt met getuige 1 vertelt hij aan hem dat de gemeenteraad die avond bij elkaar zal komen om de nieuwe burgemeester te benoemen. Daar voegt hij aan toe ‘ naam 1 zal wel blij zijn, en ook naam 2 en naam 3. Nou, dan hoef ik jou niet te vertellen welke kleur de nummer 1 heeft’.

Op basis van de namen die de Verdachte heeft genoemd leidde getuige 1 af dat er een burgemeester zou worden benoemd uit de gelederen van de partij. Dat de Verdachte hier ook op doelde volgt ook uit zijn verklaring waarin hij aangeeft dat hij met deze opmerking zinspeelde op de rode signatuur van de kandidaat die de vertrouwenscommissie die vrijdag had voorgedragen.

Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de opmerking van de Verdachte gekwalificeerd dient te worden als een strafbare schending van de geheimhoudingsplicht van artikel 61c Gemeentewet. Anders dan de verdediging is het hof daarbij van oordeel dat voor een strafbare schending van de geheimhoudingsplicht niet is vereist dat er concrete informatie over de politieke ‘kleur’ of partij van de potentiële kandidaat wordt gegeven. Ook de vraag of de ontvanger op basis van de informatie enig vermoeden kan hebben wie de kandidaat zou kunnen zijn is volgens het hof bij de beoordeling van de schending van de geheimhoudingsplicht niet van belang.

Uit artikel 61c van de Gemeentewet vloeit immers een volledige geheimhoudingsplicht voort ten aanzien van alle beraadslagingen en stukken die gedurende gehele procedure respectievelijk hebben plaatsgevonden of zijn gebruikt. De omvang van de geheimhoudingsplicht is daarmee wat het hof betreft geen onderwerp van discussie; deze is absoluut, onbeperkt en niet voor interpretatie vatbaar. Een andere uitleg zou leiden tot rechtsonzekerheid en de deur openzetten voor het lekken van (ogenschijnlijk algemene) tot de persoon of achtergrond herleidbare vertrouwelijke informatie over de voorgedragen kandidaten en/of de overwegingen die daarbij een rol hebben gespeeld.

Gelet op het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de mededeling van de Verdachte tegen getuige 1 dient te worden gekwalificeerd als een schending van de geheimhouding van artikel 61c Gemeentewet. Het gaat dus om een wettelijk voorschrift en de Verdachte is in zijn hoedanigheid als lid van de vertrouwenscommissie op de geheimhoudingsplicht gewezen door de voorzitter van die commissie. De Verdachte was derhalve op de hoogte van zijn geheimhoudingsplicht en heeft deze met zijn mededeling opzettelijk geschonden. Daarmee acht het hof de schending van de geheimhoudingsplicht in de zin van artikel 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht wettig en overtuigend bewezen.

Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer in al zijn onderdelen.

Bewezenverklaring

  • Enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden.

Strafoplegging

  • Voorwaardelijke geldboete van €500 met een proeftijd van 1 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^