Verschoningsrecht en ‘repressieve’ druk

Op 22 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant in een door de “Stibbe-advocaten” tegen de Staat aangespannen kort geding geoordeeld dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld doordat politieambtenaren, het OM en de FIOD inzage hebben gehad in het e-mailverkeer tussen de advocaten en hun cliënten.

Wie iets verder terugblikt in de tijd ziet dat de geschiedenis zich herhaalt. In de kern gaat het steeds om de vraag of de opsporende instanties inhoudelijk kennis mogen nemen van communicatie, telefoontaps of e-mails, tussen advocaten en hun cliënten, die in het kader van een opsporingsonderzoek zijn afgeluisterd c.q. in beslag genomen. Volgens art. 126aa lid 2 Sv moet dergelijk materiaal onmiddellijk door de OvJ worden vernietigd. Maar dan moet er eerst worden vastgesteld welke gesprekken of berichten onder geheimhouderinformatie vallen. En daar zit de zwakke schakel. Dat is bij telefoontaps en inbeslagneming van digitale gegevens moeilijk te doen zonder (enige) kennisneming van de inhoud. En als dat door de politie of het OM gebeurt, dan ligt een schending van het verschoningsrecht al snel in het verschiet omdat de verleiding groot is verder te kijken dan nodig is. In feite wordt de kat op het spek gebonden.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^