Verzoek ex art. 530 Sv niet-ontvankelijk: rechtspersoon is geen verdachte geweest
/Rechtbank Amsterdam 1 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:4925
Het verzoek ex art. 530 Sv strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal €15.077,87 wegens de kosten voor bijstand van een raadsman.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het verzoek. Er is nooit een strafzaak tegen verzoeker aanhangig geweest. Het onderzoek 13Rawlings richt zich tegen de enig aandeelhouder en de bestuurders van verzoeker De toenmalig zaaksofficier heeft telkens uitgesproken niet voornemens te zijn om verzoeker te vervolgen. Er is ook geen proces-verbaal van verdenking tegen verzoeker opgemaakt. Het onderzoek dat verricht is naar de bankrekening van verzoeker vond plaats in het onderzoek naar de aandeelhouder en de bestuurders. Besloten is om hen te vervolgen. Het opportuniteitsbeginsel geeft het Openbaar Ministerie de ruimte daarin keuzes te maken. Er was nooit een meerwaarde om verzoeker apart te vervolgen.
Beoordeling rechtbank
Op grond van artikel 530 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend voor onder meer de kosten van een raadsman.
In het strafrechtelijk onderzoek 13Rawlings worden de natuurlijke personen: de enig aandeelhouder en de bestuurders van verzoeker vervolgd wegens de verdenking van onder meer witwassen. Uit het strafdossier blijkt dat er voor is gekozen om de vennootschap verzoeker niet te vervolgen. Nu verzoeker geen verdachte is geweest en er ook geen sprake is van een beslissing tot sepot, zal verzoeker in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
Uit de door de raadsman overgelegde urenspecificatie blijkt dat een deel van de tijd besteed is aan een tweetal klaagschrift procedures. Op grond van artikel 530 lid 4 Sv jo. artikel 529 lid 5 Sv kunnen deze kosten in beginsel wel voor vergoeding in aanmerking komen, omdat verzoeker als belanghebbende in de zin van artikel 552a Sv kan worden aangemerkt. Een dergelijk verzoek is echter pas ontvankelijk indien de beslissing in de beklagzaak onherroepelijk is geworden. Daarvan is nog geen sprake. Verzoeker is ook in dit deel van het verzoek niet-ontvankelijk.
Beslissing
De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.
Lees hier de volledige uitspraak.