Verzoek ex art. 530 Sv: ook de tijd die besteed wordt aan meer tijdsintensieve cliënten komt voor vergoeding in aamerking
/Rechtbank Den Haag 27 juli 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:15623
Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat van de kosten die zijn advocaat ten behoeve van de strafzaak heeft gemaakt tot een bedrag van €4.790,51, alsmede de kosten die zijn advocaat heeft gemaakt in verband met het indienen en behandelen van het verzoek.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair het standpunt ingenomen het verzoek niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de handtekening van de bewindvoerder onder het verzoekschrift ontbreekt. Subsidiair heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat de kosten van rechtsbijstand gematigd dienen te worden. Het is redelijk om 5 uren tegen een uurtarief van €225 toe te wijzen. Tot slot heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek betreffende de kosten van indiening en behandeling van dit verzoek voor een bedrag van €680.
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid
De (beschermings)bewindvoerder heeft ter zitting verklaard zich achter het verzoek te scharen. Hierdoor is het beletsel van niet-ontvankelijkheid weggenomen. Verder heeft de bewindvoerder ter zitting verklaard dat zij heeft ingestemd met het inschakelen van deze advocaat voor bijstand bij deze zaak. Dat de bewindvoerder daarbij geen voorwaarden heeft gesteld aan het uurtarief of de maximale declaratie, doet er niet aan af dat de advocaat met haar toestemming is ingeschakeld. De situatie dat de declaratie, wegens ontbreken van medewerking of toestemming van de bewindvoerder niet ten laste van het vermogen van verzoeker zal komen, zodat voor toewijzing van een vergoeding van dergelijke kosten geen plaats is, doet zich dan ook niet voor.
Kosten rechtsbijstand
Vooropgesteld wordt dat een gewezen verdachte, indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, op grond van artikel 530 lid 2 juncto artikel 90 Sv in beginsel aanspraak kan maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten voor de rechtsbijstand, voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr.
Voor zover vergoeding is verzocht van de kosten van de tijd die de advocaat na datum sepot aan de zaak heeft besteed en die niet zien op het opstellen en indienen van dit verzoekschrift, worden ze afgewezen. Het sepot wordt medegedeeld aan de gewezen verdachte. Het is aan hem of haar de advocaat daarvan op de hoogte te brengen. Het nalaten daarvan komt voor zijn of haar rekening, ook als de advocaat daardoor extra tijd in rekening brengt. Er is daarbij geen onderscheid naar de persoon van de verdachte. Hoewel toezending van afschrift van het sepot of mededeling aan de advocaat goede gewoonte is, maakt het ontbreken van een dergelijk bericht niet dat alle na sepot geschreven tijd ten laste van de Staat komt. Ook de scherpe bewoordingen van de advocaat maken dat niet anders.
De advocaat heeft ter zitting over het uurtarief verklaard dat bij succes een hoger uurtarief en bij geen succes een lager uurtarief in rekening wordt gebracht. In dit geval is een hoog uurtarief, te weten €300, berekend. De advocaat heeft verklaard dat dit niet alleen in strafzaken gebruikelijk is maar ook in bijvoorbeeld civiele zaken. In onderhavige procedure is de vraag in hoeverre de schade die gewezen verdachte lijdt, ten laste van de staat moet komen. Het in rekening brengen van een hoger uurtarief bij succes verhoudt zich daar moeizaam mee. Gevallen waarin wel succes is in een strafzaak maar de mogelijkheden tot verhaal op kosten van de Staat ontstaan zijn, bestaan in de praktijk niet. Door dergelijke prijsafspraken ontstaat in strafzaken dan ook de situatie, dat een cliënt bij veroordeling voor dezelfde werkzaamheden (aanzienlijk) minder betaalt dan de Staat bij een vrijspraak. Er zijn geen gronden van billijkheid voor een vergoeding van de tijd die tegen dit uurtarief is berekend.
Over de kosten gemaakt tot en met datum sepot overweegt de rechtbank verder dat voorstelbaar is dat sommige cliënten meer tijd vragen van een advocaat dan andere cliënten – uit de toelichting van de advocaat ter zitting kan zonder meer volgen dat dat hier het geval is geweest. Ook de tijd die besteed wordt aan meer tijdsintensieve cliënten dient in beginsel de behandeling van de zaak. Dat is echter niet oneindig en komt vanaf een zeker punt niet langer voor rekening van de Staat maar blijft voor rekening van de verdachte zelf.
Gelet op de omvang van het dossier (het proces-verbaal beslaat nauwelijks meer dan 2 (twee) pagina’s), de aard van het feit (een overtreding (443 Sr)), mogelijk minder makkelijke communicatie met verzoeker en het korte overleg met de bewindvoerder van verzoeker, acht de rechtbank gronden van billijkheid aanwezig om €1.125 toe te kennen voor de werkzaamheden tot en met datum sepot (4,5 uur tegen een uurtarief van €250 per uur.)
Kosten indiening en behandeling van verzoek
Het argument van de advocaat dat het openbaar ministerie ‘schandalig zou hebben gehandeld door het sepotbericht alleen aan verzoeker te sturen’ is geen grond om af te wijken van het forfaitaire bedrag voor het indienen en behandeling van een verzoekschrift. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker voor de kosten van indiening en behandeling van dit verzoek dat forfaitaire bedrag van €680 toe te kennen.
Conclusie
Uit het bovenstaande volgt dat een totaalbedrag van €1.805 (€1.125 + €680) voor vergoeding in aanmerking komt.
Lees hier de volledige uitspraak.