Verzoek ex artikel 530 Sv: Kostenpost correspondentie bovenmatig vanwege stelselmatig opvragen stand van zaken
/Rechtbank Amsterdam 14 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2067
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 1.936,00 voor de kosten van de raadsman en € 680,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het OM, verklaard zich te verzetten tegen de hoogte van de schadevergoeding.
Het OM voert hiertoe aan dat de declaratie voornamelijk bestaat uit het sturen van tientallen e‐mails naar de algemene infobox/serviceportaal van het OM, waarin niet alleen gevraagd werd naar de stand van zaken in de onderhavige zaak, maar ook naar de stand van zaken in steeds 10 tot 20 andere zaken. Voor elke e‐mail schrijft de advocaat € 25,00 exclusief BTW en datzelfde bedrag voor het antwoord vanuit de serviceportaal van het OM, inhoudende dat over deze zaak nog niets bekend is. Blijkens de declaratie gaat het in totaal om 29 e‐mails. Volgens het OM hadden dergelijke e‐mails geschreven kunnen worden door de secretaresse van de advocaat of een student-stagiaire, die niet een uurtarief zal hanteren van € 250,00 exclusief BTW.
Het verzoek betreft een zaak waarin door een politieambtenaar tegen verzoekster aangifte van smaad is gedaan. Naar aanleiding van de aanhouding van een bekende van verzoekster had zij op facebook de suggestie gewekt dat de betreffende politieambtenaar niet integer zou hebben gehandeld bij die aanhouding. Verzoekster is daarover gehoord op 1 december 2020 en heeft zich beroepen op haar zwijgrecht. Zij is niet aangehouden en na verhoor naar huis gegaan.
Op 15 juli 2021 heeft het OM aan verzoekster laten weten dat de zaak tegen haar geseponeerd zou worden. Uit de declaratie is op te maken dat mr. El Assrouti zich vier dagen na dat sepot heeft gesteld als advocaat van verzoekster, welke kosten hij ook in rekening heeft gebracht, alsmede de kosten voor de bijgevoegde vraag naar de stand van zaken in deze al geseponeerde zaak. Ook het overleg met verzoekster over vermoedelijk het sepot wordt in rekening gebracht, terwijl dat kosten lijken te zijn die samenhangen met dit verzoekschrift ‐ en niet met de geseponeerde zaak.
De officier van justitie wijst de rechtbank op de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2021 en overlegt een afschrift van deze uitspraak aan de rechtbank. In deze zaak heeft de rechtbank, voor zover hier relevant, het volgende overwogen: “Ten aanzien van de hoogte van de toe te kennen vergoeding ziet de rechtbank termen aanwezig om de vergoeding te matigen. Door de raadsman is in totaal 45 keer tijd geschreven voor het corresponderen met het OM over de stand van zaken in de strafzaak. De gevraagde kosten voor het stelselmatig opvragen van de stand van zaken, tegen een partnertarief van € 250,00 per uur, komt de rechtbank ongebruikelijk en onredelijk voor. De rechtbank acht een uurtarief van € 50,00 voor het voeren van de correspondentie over de stand van zaken redelijk en billijk”.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank het verzoek af te wijzen in die zin dat de kosten worden gematigd tot de kosten die gemoeid waren met de rechtsbijstand voor verhoor, die zeer ruim zijn geschreven, met een totaalbedrag van € 700,00 exclusief BTW, voor consult vóór en na verhoor. Het tweemaal informeren naar de stand van zaken in het halve jaar tussen dit verhoor en het sepot is redelijk te achten. De officier van justitie kan instemmen met een totaal van € 800,00 exclusief BTW. Vergoeding van kosten voor de onderhavige verzoekschriftprocedure dient te worden afgewezen in het licht van de hiervoor vermelde wijze van declareren.
Het standpunt van de raadsman van verzoekster
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het OM, kort samengevat, aangevoerd dat de door hem gehanteerde tijdseenheid van zes minuten voor het schrijven van eenvoudige e-mails redelijk is (productie 1). De raadsman brengt de zes minuten bij iedere in de e-mail vermelde cliënt in rekening, maar dat wil niet zeggen dat de kosten in al deze zaken worden vergoed. Het schrijven van deze e-mail kan niet worden gedelegeerd aan een secretaresse of stagiaire, omdat alleen hij als raadsman de kennis en het overzicht heeft van de nog lopende zaken in zijn kantoor. Het uurtarief van € 250,00 per uur is, gelet op de uitspraken van deze rechtbank van 25 maart 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:7178) en 25 juni 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:3642), niet te hoog. Bij het parket in Amsterdam kan een advocaat zich pas stellen als er een parketnummer in de zaak bekend is. Dit is anders geregeld bij de parketten in Zeeland-West-Brabant en Den Haag (producties 11 en 12), waar het OM de ontvangst van de stelbrief bevestigt ook als er nog geen parketnummer is. De raadsman verstuurt elke twee weken een statusmail, omdat hij rekening moet houden met de dagvaardingstermijn van tien dagen (productie 3). Op het moment dat hij een zaak heeft aangenomen is hij tuchtrechtelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor zijn cliënt, dus hij moet de termijnen goed bewaken. Sommige cliënten nemen zelf contact op met de raadsman als zij de dagvaarding hebben ontvangen, maar om te voorkomen dat een cliënt in een strafzaak buiten zijn medeweten wordt gedagvaard, vindt de raadsman dat hij zelf elke twee weken de status van de zaak moet opvragen bij het OM. Verzoekster heeft, aldus de raadsman, geen bericht ontvangen dat haar zaak is geseponeerd. Pas na de statusmail van 19 juli 2021 kreeg de raadsman het parketnummer van de zaak en toegang tot het digitale dossier en zag hij het bericht dat de zaak was geseponeerd. Vervolgens heeft de raadsman op 20 juli 2021 contact gehad met verzoekster en aan haar uitgelegd wat de betekenis van een sepot is. Na dit gesprek heeft de raadsman het dossier afgesloten. Voor het verhoor bij de politie op 1 december 2020 heeft verzoekster het bericht ontvangen dat de kosten van een advocaat voor haar eigen rekening waren (productie 10).
De beoordeling
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoekster onvoorwaardelijk geseponeerd en dat bij brief van 15 juli 2021 aan haar meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoekster is op 15 juli 2021 onvoorwaardelijk geseponeerd. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 533 Sv en 530 Sv.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank is voor het vaststellen van de hoogte van de opgegeven kosten niet gebonden aan de door de raadsman opgestelde declaratie, ook niet indien deze is voorzien van een al dan niet gedetailleerde urenspecificatie. De declaratie is een uitgangspunt en de rechtbank heeft de ruimte daarvan af te wijken indien daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. Die gronden van billijkheid kunnen zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie wat betreft het in rekening gebrachte aantal uren en/of het gehanteerde uurtarief. Het moet dan wel gaan om een bovenmatigheid die in meer of mindere mate in het oog springt. Als daarvan geen sprake is, dan dient de rechtbank de omvang van de in rekening gebrachte kosten marginaal te toetsen.
De rechtbank acht met de officier van justitie termen aanwezig om de hoogte van de gevraagde vergoeding te matigen met betrekking tot de kostenpost correspondentie. De rechtbank overweegt daartoe als volgt..
De rechtbank stelt vast dat de raadsman in de periode van 21 december 2020 tot en met 19 juli 2021 in totaal 29 keer zes minuten tijd heeft geschreven voor het corresponderen met het OM over de stand van zaken in de strafzaak. De gevraagde kosten voor het stelselmatig opvragen van de stand van zaken, tegen een uurtarief van € 250,00, te weten in totaal € 725,00 exclusief BTW, komt de rechtbank bovenmatig voor, zodat dit bedrag niet volledig voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank wijst erop dat de raadsman verantwoordelijk is voor een efficiënte bedrijfsvoering in zijn praktijk en dat hij om redenen van billijkheid dient te waken voor de efficiency van de verdediging en de schade dient te beperken waarvan een vergoeding aan verzoekster kan worden gevraagd. De door de raadsman op dit punt verrichte werkzaamheden geven daarvan geen blijk, ook niet in het licht van de gegeven onderbouwing.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande een vergoeding van € 200,00, exclusief BTW, voor de kostenpost correspondentie billijk. De overige kosten zijn niet betwist door het OM en zullen worden toegewezen zoals verzocht.
De gevraagde vergoeding zal derhalve tot een bedrag van € 1.300,75, inclusief BTW, worden toegekend.
Het verzoek vergoeding kosten verzoekschriftprocedure
Het OM heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van de raadsman tot een vergoeding van de kosten voor de onderhavige verzoekschriftprocedure dient te worden afgewezen, vanwege de excessieve en systematische wijze van declareren. De rechtbank is van oordeel dat hiertoe geen aanleiding bestaat, nu het van belang is dat de mogelijkheid bestaat om een verzoek als het onderhavige in te dienen en een behandeling in raadkamer - hetgeen ook kosten met zich brengt – er nu juist voor bestemd is om standpunten over en weer naar voren te brengen zodat de rechtbank deze mee kan nemen in haar oordeel. Afwijzen van het verzoek deze kosten te vergoeden, ligt dan ook niet in de rede. De rechtbank zal voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
Lees hier de volledige uitspraak.