Vordering tot cassatie in belang der wet vermindering of kwijtschelding bedrag ontnemingsmaatregel i.v.m. homologatie van akkoord in faillissement van betrokkene
/Parket bij de Hoge Raad 25 augustus 2020, ECLI:NL:PHR:2020:733
Deze vordering tot cassatie in het belang der wet betreft een beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 27 juni 2018 in een procedure uit hoofde van het toenmalige art. 577b Sv (vgl. het huidige art. 6:6:26 Sv). Het hof heeft een eerder aan de veroordeelde opgelegde betalingsverplichting bij die beschikking verminderd ‘tot het bedrag dat de veroordeelde op 30 juni 2018 feitelijk zal hebben voldaan, met dien verstande dat per 1 juli 2018 een betalingsverplichting van € 0 resteert’.
Tegen de beschikking staat ingevolge art. 445 Sv geen gewoon beroep in cassatie open. Cassatie in het belang der wet is wel mogelijk (art. 78 RO in verband met art. 456 Sv).
In deze zaak spelen twee vragen die de verhouding tussen een vordering van de Staat voortvloeiend uit een boete of ontnemingsmaatregel en het faillissement van de verdachte of veroordeelde betreffen. De eerste vraag is of een gehomologeerd akkoord in dat faillissement gevolgen heeft voor de tenuitvoerlegging van een opgelegde of op te leggen boete of ontnemingsmaatregel. De tweede vraag is vanaf welk moment de officier van justitie als schuldeiser namens de Staat kan opkomen in het faillissement in verband met een verwachte boete of ontnemingsmaatregel.
De A-G gaat in zijn conclusie, voorafgaand aan de bespreking van de zaak en deze vragen, kort in op (1) onderdelen van de wetgeving betreffende de ontnemingsmaatregel en de parlementaire behandeling daarvan, alsmede rechtspraak van de strafkamer van de Hoge Raad, (2) elementen uit Aanwijzingen van het openbaar ministerie, (3) wetgeving en rechtspraak betreffende het gehomologeerd akkoord in faillissement.
Lees hier de volledige conclusie.