Vrijspraak actieve omkoping vanwege ontbreken oogmerk
/Rechtbank Amsterdam 13 december 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:7261
In augustus 2017 werd bij het stadsloket West van de gemeente Amsterdam ontdekt dat er vermoedelijk was gefraudeerd bij de aanvraag en het verstrekken van (fysieke) Europese gehandicaptenparkeerkaarten (hierna: gehandicaptenparkeerkaarten) waaraan vervolgens een (digitale) Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners (hierna: parkeervergunning voor gehandicapte bewoners) is gekoppeld. Dit kwam aan het licht toen meerdere keren bleek te zijn ingelogd in het parkeervergunningensysteem van de gemeente genaamd ‘Epermix’ met het account van een medewerker die niet werkte met parkeerproducten en daarom dus geen gebruik hoefde te maken van Epermix. Het Bureau Integriteit van de gemeente is hierop een onderzoek gestart waaruit de verdenking is ontstaan dat door verdachte (hierna: verdachte) en medeverdachte 1, die als ambtenaren bij de gemeente Amsterdam werkzaam waren, vermoedelijk meerdere van deze parkeervergunningen voor gehandicapte bewoners zijn aangemaakt en verkocht aan burgers die niet gehandicapt waren. Op deze wijze zouden ten onrechte (in ieder geval) zeventien parkeervergunningen voor gehandicapte bewoners zijn afgegeven. Op 16 januari 2018 heeft de gemeente Amsterdam aangifte gedaan van valsheid in geschrift en oplichting tegen verdachte en medeverdachte 1.
Naar aanleiding van de aangifte en de bevindingen van Bureau Integriteit, is een strafrechtelijk onderzoek gestart met de naam 13Earley. Dat onderzoek heeft uiteindelijk geleid tot de strafzaak tegen verdachte.
Vrijspraak actieve omkoping vanwege ontbreken oogmerk
De rechtbank stelt voorop dat artikel 177, eerste lid, onderdeel 1 Wetboek van Strafrecht veronderstelt dat de omkoper het oogmerk (de bedoeling) heeft dat de ambtenaar in zijn bediening iets doet of nalaat. Oogmerk in de zin van dit artikel is aanwezig wanneer de gever moet hebben beseft dat het doen van een gift als noodzakelijk en dus voor hem gewild gevolg meebrengt dat de ambtenaar wordt bewogen tot een doen of nalaten in zijn bediening. Het betreft de zwaarste vorm van opzet die bovendien niet op de gift, maar op het gevolg moet zijn gericht. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte wist dat zij aan ambtenaren van de gemeente een geldbedrag betaalde zodat zij in hun bediening (vanuit hun functie) iets zouden doen, namelijk ervoor zorgen dat verdachte een parkeervergunning zou krijgen waar zij geen recht op had. De rechtbank overweegt dat verdachte wel in zijn algemeenheid had kunnen weten dat er ambtenaren betrokken waren bij de vergunningaanvraag, maar dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen, omdat zij mogelijk niet wist dat zij betaalde aan een ambtenaar.
De rechtbank vindt het feit niet bewezen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst
Feit 2: medeplegen van oplichting
Strafoplegging
Taakstraf van 100 uren
Voorwaardelijke geldboete van € 4.800
Lees hier de volledige uitspraak.
Zie ook: