Wanneer is beslag gelegd ‘krachtens de wet’ (art. 198 Sr)?

Hoge Raad 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1878

De verdachte is wegens onttrekking aan gelegd beslag (art. 198 Sr) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.

Middel

Het cassatiemiddel keert zich onder meer tegen het oordeel van het hof dat op de in de bewezenverklaring bedoelde auto krachtens de wet beslag was gelegd.

Beoordeling Hoge Raad

De tenlastelegging is toegesneden op artikel 198 lid 1 Sr. Daarom moet worden aangenomen dat de in de tenlastelegging en (gedeeltelijk) in de bewezenverklaring voorkomende woorden ‘krachtens de wet gelegd beslag’ zijn gebruikt in de betekenis die deze woorden hebben in die bepaling. Met de woorden ‘krachtens de wet’ wordt tot uitdrukking gebracht dat het beslag op de in de wet voorgeschreven wijze moet zijn gelegd.

Het hof heeft vastgesteld dat de voorzieningenrechter verlof heeft verleend voor de beslaglegging, dat de deurwaarder aan betrokkene 2 en de verdachte heeft gezegd dat hij beslag kwam leggen op de inboedel en de auto van betrokkene 2, en dat de deurwaarder vervolgens deze auto heeft waargenomen in de parkeergarage. Nu het hof geen nadere vaststellingen heeft gedaan met betrekking tot de wijze en het moment waarop de beslaglegging heeft plaatsgevonden, is het kennelijke oordeel van het hof dat die omstandigheden al meebrengen dat sprake was van een “krachtens de wet gelegd beslag” op die auto als bedoeld in artikel 198 lid 1 Sr - in het licht van de wettelijke bepalingen omtrent het leggen van conservatoir beslag - ontoereikend gemotiveerd.

Het cassatiemiddel slaagt in zoverre.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^